Straathandel mocht weer even in China / De Groene Amsterdammer


In de wereld


Straathandel in China mocht weer even


Beijing – Jarenlang waren ze uit de Chinese steden niet weg te slaan, de kraampjes met hun etenswaren, lekkernijen en goedkope spulletjes. Totdat de grote steden veranderden in glimmende metropolen, waarin armoede taboe was. Dus sloegen de boa’s de straatverkopers met kraampje en al soms letterlijk de straat uit. Maar toen kwam de werkloosheid van de coronacrisis en rehabiliteerde premier Li Keqiang de straathandel. Karretjes en stalletjes keerden terug – maar vaak om opnieuw te worden weggejaagd.


Corona geeft de wereld economische klappen zonder weerga. Alleen China, dat zit alweer in de groene cijfers. Volgens de Communistische Partij is dat te danken aan de superioriteit van het Chinese politieke systeem met zijn voorbeeldige aanpak van het virus. De officieuze partijspreekbuis Global Times schreef zondag: ‘Voor Amerika en India is het nooit te laat om te leren van Wuhan’. Maar in China’s groene cijfers is niets terug te lezen van de sociale gevolgen van corona. De bedrijven hebben veel meer overheidshulp gekregen dan de mensen, de werkloosheid is explosief gegroeid, de welvaartskloof nog gapender geworden.


De laatste veertig jaar zijn ruim 850 miljoen Chinezen uit de ergste armoede getild. Partijleider Xi Jinping wil ondanks corona vasthouden aan zijn plechtige belofte dat in 2020 de extreme armoede is uitgeroeid. Maar wat is extreme armoede? Vorig jaar vielen onder de officiële definitie nog maar 5,5 miljoen boeren, en niet de 600 miljoen mensen die van maximaal 120 euro per maand moeten rondkomen. En ook niet de dertig miljoen binnenlandse migranten die dit jaar door corona werkloos worden. Premier Li bedacht dat straathandel veel werkgelegenheid oplevert. Tegen straatventers in de stad Yantai zei hij: ‘Jullie zijn even vitaal als grote luxe ondernemingen.’ Waarna tientallen steden met plannen kwamen om de tot dan toe verfoeide straathandel terug te brengen.


De domper kwam snel. Het stadsbestuur van Peking moest niets hebben van de ‘straatstalletjeseconomie’, en ook de bestuurders van andere metropolen vonden straatventerij een ander woord voor problemen: dubieuze hygiëne, slechte kwaliteit, rommel, vuiligheid, herrie, verkeershinder en vooral een aantasting van het imago van de stad. Ze bewezen daarmee dat het gezag van de premier, vroeger de tsaar van de economie, onder Xi Jinping is ingeschrompeld tot dat van een hoofdcommies. Straatstalletjes vloeken met Xi’s droom over China als een hightech supermacht. Grappig te weten dat menig Chinees magnaat zijn carrière als straatventer is begonnen.


Jan van der Putten




zondag 30 augustus 2020

Klik hier