In verzet komen: het moest toen en het moet nu / Argus
In verzet komen: het moest toen en het moet nu
Als de macht in handen is van machtswellustelingen, moordenaars, oorlogshitsers, klimaatverwoesters en ander tuig van de richel, dan dien je als fatsoenlijk mens op de een of andere manier in actie te komen. Dat was vroeger zo, dat is het nu weer.
door JAN VAN DER PUTTEN
Er wordt weer massaal gedemonstreerd, geprotesteerd en actie gevoerd, net als in de tijd van de Vietnamoorlog, de protesten tegen de apartheid, de terreur in Chili, de dreiging van een atoomoorlog. Redenen te over: de wereld kookt van de spanningen, crises, brandhaarden en oorlogen, en overal is de democratie op de terugtocht. Als je ziet welke monsters er aan de macht zijn – tech-fascisten en tirannen, staatsterroristen en oorlogsmisdadigers, autocraten en wegkijkers – kun je er zeker van zijn dat de protestgolf verder zal aanzwellen. Staat er een nieuw 1968 voor de deur?
Maar zal protesteren, demonstreren, solidariseren en actievoeren wat uithalen? Zeg niet bij voorbaat dat alle verzet zinloos is, want dan zijn de successen van, bijvoorbeeld, de tweede feministische golf en de milieu- en klimaatbeweging aan je voorbijgegaan. Bedenk dat de boycot van Zuid-Afrika krachtig, misschien wel beslissend heeft bijgedragen aan de val van het apartheidssysteem. En vergeet niet dat het protest tegen de oorlog in Vietnam ongekende resultaten heeft bereikt: het leidde tot het einde van de oorlog, het was de eerste militaire nederlaag van de Verenigde Staten en het markeerde de geboorte van een anti-autoritaire jeugdcultuur.
Wie zestig jaar geleden het hart op de juiste plaats had, liep weg met Fidel Castro en Che Guevara, en voorop liepen de intellectuelen. In Nederland was dat vooral Harry Mulisch, die het Comité van solidariteit met Cuba oprichtte. De sociale maatregelen van de Cubaanse revolutie oogstten bij de rebelse westerse jeugd veel applaus. Maar het geklap zwakte aanmerkelijk af toen compañero Fidel zijn steun gaf aan de Sovjet-invasie van Tsjechoslowakije en in 1971 de vrijpostige dichter Heberto Padilla liet opsluiten. Het progressieve deel van het westen vond een nieuwe inspirator: Salvador Allende. De bloedige mislukking van het democratisch-socialistische experiment in Chili kwam ook bij de solidaire achterban in het buitenland keihard aan.
Sociale bewegingen als het Chili Komitee Nederland en Steun aan Argentijnse Moeders hebben ongetwijfeld bijgedragen aan het verzet tegen de dictaturen van Pinochet en de Argentijnse generaals. Aan het eind van de jaren zeventig kreeg de solidariteitsbeweging een nieuw elan. In een deel van de wereld waar tot dan toe behalve de CIA en de Amerikaanse bananenconcerns geen haan naar had gekraaid, begonnen bevrijdingsbewegingen zich te roeren en begon hoop te gloren op een betere toekomst. Dat was te danken aan de sandinisten in Nicaragua, die in een heroïsche guerrillaoorlog een einde maakten aan de dictatuur van de familie Somoza. Dat was een enorme stimulans voor de beginnende guerrilla in El Salvador – en voor geëngageerd Nederland.
Daarmee begonnen de hoogtijjaren van de solidariteitsbeweging. Nicaragua, El Salvador en Guatemala kregen elk een landencomité. Ze verspreidden informatie over ‘hun’ land, ze protesteerden tegen het geweld van leger en doodseskaders en tegen de rol van de Amerikanen, ze zamelden geld in, vingen vluchtelingen op, lobbyden bij de Nederlandse regering, zetten in Midden-Amerika medische, agrarische en onderwijsprojecten op. Waarschijnlijk hun meest bekende actie was de plaatsing van vijf kruisen voor het Amerikaanse consulaat in Amsterdam: vier voor de vermoorde IKON-journalisten en een voor ‘40000 Salvadorianen’.
Een paar honderd bevlogen Nederlanders trokken die jaren naar Nicaragua, El Salvador, Guatemala en Honduras om mee te werken aan ontwikkelings- en hervormingsprojecten op allerlei gebied. Ze hielpen slachtoffers van het geweld, verleenden hand- en spandiensten aan de guerrilla en werkten mee aan de opbouw van een humane samenleving. Vaak kwamen ze in levensgevaarlijke situaties terecht. Ze maakten ook mee hoe in Nicaragua de revolutie vastliep, om later door toedoen van haar eigen leiders te verloederen tot een nieuwe familiedictatuur. Ook in El Salvador werd de hoop gesmoord, en de uiterst fragiele democratie in Guatemala hangt aan een zijden draadje.
Hoe kijken de solidairen van toen terug op die bewogen periode? Daarover verscheen deze maand Was het de moeite waard (washetdemoeitewaard.nl), een verzameling interviews met een dertigtal activisten uit de tijd dat maatschappelijke betrokkenheid heel gewoon was en het neoliberalisme zijn ontwrichtende en vervreemdende arbeid nog niet had verricht. Werken en leven midden in de Midden-Amerikaanse woelingen was voor alle activisten een ingrijpende, verrijkende, vaak levensbepalende ervaring. Ze hebben veel meegemaakt, ze hebben geleefd onder grote spanningen, sommigen hebben de dood in de ogen gezien en vrienden verloren aan de staatsterreur, maar ze hebben ook van het leven genoten, en ze hebben geen spijt dat ze hebben gedaan wat ze vonden dat ze moesten doen.
Hun werk is zeker zinvol geweest en heeft tastbare resultaten opgeleverd. Veel activisten waren bezield van idealisme en hadden romantische ideeën over de revolutie. Die naïviteit bleek een grote handicap. Idealisme is één ding, ervaring iets heel anders. Met al je inzet kom je niet ver als je botst op het wantrouwen van lokale leiders, of als je merkt dat het afgesproken programma niet wordt uitgevoerd. En een misschien nog grotere schok: in Nederland ben je met je vrienden tot de conclusie gekomen dat een regime van moordenaars en uitbuiters alleen gewapenderhand bestreden kan worden, ter plekke spat de mythe over de heldhaftige altruïstische guerrillastrijder uit elkaar.
Binnen de guerrilla bleek vaak dezelfde machocultuur te heersen als daarbuiten. De leiders konden zich gedragen als dictatortjes die elkaar het licht in de ogen niet gunden en soms op voet van oorlog met elkaar stonden, met als absoluut dieptepunt de moord op comandante Ana María, nummer twee van de Salvadoraanse guerrillabeweging FPL. Opdrachtgever was nummer een, die na de moord de hand aan zichzelf sloeg. Een guerrillaleider die na de overwinning aan de macht komt, krijgt de smaak te pakken en vergeet zijn beloften. Zie Daniel Ortega in Nicaragua. Verwacht van de solidairen van toen geen sympathie meer voor de gewapende strijd, die nergens geleid heeft tot substantiële verbeteringen.
Je kunt veel kritiek hebben op de activisten. Naïef, niet goed voorbereid, geen goede inschatting van de nationale en internationale machtsverhoudingen. Maar verwacht niet dat ze zeggen dat het allemaal voor niets is geweest. Als je in verzet komt tegen tenhemelschreiend onrecht, dan vraag je je niet af het zal lukken. Dan kom je in actie. Omdat het moet. Het moest toen. Het moet nu.
donderdag 22 mei 2025