Tijd van illusies: kanttekeningen en bronnen - Latijns-Amerika: reizen


De oorspronkelijke tekst van Tijd van illusies moest ik vanwege de omvang drastisch inkorten. Daardoor zijn bijna alle voetnoten gesneuveld. Maar ze zijn niet begraven: hieronder staan de noten bij het hoofdstuk over reizen in Latijns-Amerika.


1971-1987 LATIJNS-AMERIKA: REIZEN


Pag. 234-297


BOLIVIA


pag. 234 Daarom moet ik de drie Guyana’s, de meeste Caraïbische eilanden en de jonge narcostaat Ecuador, waar vroeger niets gebeurde, overslaan: de voor het boek geschrapte sub-hoofdstukken over de betreffende landen staan aan het eind van deze webpagina.
pag. 234 Helemaal boven wonen de armste indianen, helemaal beneden de rijkste witten: Antonio Eguino, samen met Jorge Sanjinés de belangrijkste cineast van Bolivia, heeft over die raciaal bepaalde gelaagdheid een indrukwekkende film gemaakt: Chuquiago (1977), de naam waarmee de Aymara-indianen nog altijd Bolivia’s hoofdstad aanduiden. Meer over die film is te vinden in mijn gesprek met Eguino: ‘La Paz: hoe blanker je huid, hoe lager je huis’, De Groene Amsterdammer, 18 oktober 1978.
De macht in het meest indiaanse land van Zuid-Amerika is 145 jaar lang in handen geweest van een blanke elite, totdat in 1970 een mesties de macht greep, generaal Juan José Torres. Na nog geen jaar werd hij gewipt door een zuivere racist: generaal Hugo Banzer. Deze kondigde in 1977 de ‘selectieve immigratie’ aan van hooggekwalificeerde personen ‘die behoren tot onze westerse cultuur’. Het ging om dertigduizend blanke families uit Zuid-Afrika, Rhodesië en Namibië, die de onafwendbare val van de witte minderheidsregimes niet wilden afwachten. Het is niet duidelijk hoeveel apartheidsimmigranten zich uiteindelijk in Bolivia hebben gevestigd. Zie mijn artikel ‘Los primeros colonizadores blancos de Africa ya están en Bolivia’ (‘De eerste witte kolonisten van Afrika zijn al in Bolivia’), El Diario de Caracas, 13 juni 1979. De boerenleider Evo Morales werd in 2006 de eerste Boliviaanse president van inheemse origine.
pag. 235 Maar deze revolutie werd van binnenuit uitgehold en door het leger vermorzeld: de centrale figuur in dit bloedige proces was generaal René Barrientos, die in 1964 als vicepresident een door de CIA gesteunde staatsgreep pleegde tegen de gekozen president Víctor Paz Estenssoro, de voorman van de revolutie van 1952. In 1966 liet Barrientos zijn macht legitimeren in verkiezingen. Het jaar daarop liet hij het leger in de tinmijn Siglo XX (Twintigste Eeuw) een slachting aanrichten onder de mijnwerkers, hun vrouwen en kinderen, die net het feest van Sint Jan hadden gevierd. Het motief: Barrientos' angst dat in hen de geest was gevaren van Che Guevara, die op dat moment probeerde in Bolivia een revolutionaire haard te vestigen om vandaaruit op te rukken naar Argentinië. Het aantal doden van het 'Bloedbad van Sint Jan' is nooit vastgesteld. Het moeten er honderden zijn geweest. Over deze slachting heeft de cineast Jorge Sanjinés (zie de vorige noot) een meesterwerk gemaakt: El coraje del pueblo (De moed van het volk, 1971). Kort daarop werd Che's guerrillagroep gedecimeerd. Op 8 oktober 1967 werd Che Guevara door militairen beschoten. Ze namen hem gewond mee naar een dorpsschooltje, waar hij de dag daarop door een sergeant van het Boliviaanse leger werd geëxecuteerd. Barrientos kwam in 1969 in een helikopterongeluk - wellicht veroorzaakt door sabotage - om het leven.
pag. 236 Als het Electoraal Hof de uitslag ongeldig verklaart, pleegt de [politieke] dubbelganger [van Banzer, generaal Juan Pereda] alsnog een coup: mijn reportage over deze coup, ‘De treurige versiering van een verkiezingsfeestje’, verscheen in De Groene Amsterdammer, 26 juli 1978.
pag. 239  De Gestapochef Klaus Barbie en de Italiaanse terrorist Stefano Delle Chiaie: voor Klaus Barbie, zie het hoofdstuk over Chili, pag. 55 en de daarbij behorende voetnoot Josef Mengele. Barbie werkte als terreurexpert voor het Boliviaanse regime sinds de dictatuur van generaal René Barrientos (1964-1969). Stefano Delle Chiaie (1936-2019) was betrokken bij alle grote neofascistische terreuraanslagen in Italië en bij de mislukte staatsgreeppoging van 1970. In hoger beroep werd hij steeds vrijgesproken. Hij was lid van de criminele vrijmetselaarsloge P2. Hij was ook actief in Spanje en Portugal en vijf landen van Latijns-Amerika: Argentinië (waar hij deelnam aan het bloedbad van Ezeiza in 1973), Chili, Peru, Paraguay en Bolivia. Hij speelde een belangrijke rol in de Operatie Condor (zie het hoofdstuk over Chili, pag. 67 en de daarbij behorende voetnoot De Operación Cóndor) en bij de internationale moordaanslagen van Pinochets geheime dienst DINA. 
pag. 240 De democratisch-socialistische partij MIR: De Boliviaanse MIR (Beweging van Revolutionair Links), niet te verwarren met de Chileense MIR), was als sociaaldemocratische partij aangesloten bij de Socialistische Internationale.
pag.241 Veel later zouden García Meza en Arce Gómez voor deze en andere slachtingen worden veroordeeld tot dertig jaar: De dag van de moordpartij, 15 januari 1981, wordt nog jaarlijks herdacht. De straat waar de fatale vergadering plaatsvond, is omgedoopt in Straat van de martelaren van de democratie. De boerenleider Genaro Flores, een man met een lange ervaring in het verzet tegen militaire dictaturen, ontsnapte op de dag van de cocaïnestaatsgreep aan de dood: vlak voor de overval op het hoofdkantoor van de vakcentrale was hij naar buiten gegaan om te telefoneren. Niet lang na onze ontmoeting viel hij in handen van paramilitairen. De kogel die hij toen in zijn rug kreeg kluisterde hem voor de rest van zijn leven aan een rolstoel. Hij bleef vechten voor de terugkeer naar de democratie. In 1985 deed hij een vergeefse gooi naar het presidentschap. In 2007 werd Flores door president Evo Morales onderscheiden voor zijn democratische verdiensten.
pag. 242-243 Iemand die gewerkt heeft bij de overheidsorganisatie die de drugshandel van de overheid bestrijdt: over de Boliviaanse narcodictatuur schreef ik in de Volkskrant-artikelen ‘Bolivia’s schandalen zijn alom bekend, maar niemand doet er wat aan’, 13 augustus 1982, en ‘Cocaïne, vliegtuigen en nazi’s, Bolivia’s ondoordringbare web van schandalen’, 19 augustus 1982.
pag. 243 Als ik na vijf dagen uitcheck uit mijn stamhotel in La Paz bedraagt de rekening 16.910.782 pesos: dat was iets meer dan duizend dollar. Meer over de duizelingwekkende economische crisis in Bolivia is te lezen in mijn artikel ‘De hotelrekening bedroeg 16.910.782 pesos’, De Groene Amsterdammer, 3 juli 1985. Ruim de helft van de hotelrekening, iets meer dan duizend dollar betrof telefoonkosten. Intercontinentaal telefoneren vanuit Latijns-Amerika was destijds niet alleen peperduur, maar vaak ook erg gecompliceerd. Soms moesten er telefonistes in drie verschillende landen aan te pas komen. En het kon heel lang duren voordat een verbinding tot stand kwam. In Bolivia heb ik er eens twee dagen op moeten wachten. 
pag. 243 Jaime Paz Zamora: deze oprichter en leider van de MIR was vicepresident van 1982 tot 1984. Ik kreeg hem te spreken door bemiddeling van Guillermo Capobianco, een Boliviaan die ik kende sinds hij als student in Leuven (waar ook Paz had gestudeerd, aanvankelijk voor priester) contact met me had gezocht. Capobianco was korte tijd minister onder Siles Zuazo en werd later minister van Binnenlandse Zaken onder Paz Zamora. 
pag. 244 Het racisme van de witte bovenlaag [is] diepgeworteld: het racisme is vooral sterk in het departement Santa Cruz, dat het grootste deel van het subtropische oosten van Bolivia omvat. Bijna de helft van de nationale landbouwproductie komt uit Santa Cruz, dat ook de helft van de nationale gasvoorraad herbergt. Agro-industriëlen van Europese afkomst maken er de dienst uit. Sinds lang wil de elite van Santa Cruz de regio afscheiden van Bolivia. Dit separatisme is behalve economisch ook racistisch gemotiveerd: Santa Cruz zou veel te veel belasting moeten betalen aan de centrale overheid, die het geld voornamelijk zou uitgeven aan ‘luie indianen’. Onder president Evo Morales waren er in Santa Cruz verschillende separatistische opstanden, die geen van alle succes hadden.
pag. 245 De machtsstrijd tussen de partijgenoten Arce en Morales is er niet door opgelost: in oktober 2024 werd op Morales een mislukte moordaanslag gepleegd.


BRAZILIË


pag. 245 Het op vier na grootste land van de wereld neemt de helft van Zuid-Amerika in beslag: toch heb ik dit leidinggevende land niet de aandacht gegeven die het verdiende. Ik heb vrij veel over Brazilië geschreven, maar lang niet genoeg. Achteraf zie ik dat ik over Brazilië naar verhouding vrij vaak ‘lichte’ onderwerpen heb besproken, zoals het bruisende, magische Bahia en het carnaval van Rio met zijn maffia-achtige ‘sambascholen’, die vaak voorgezeten en gefinancierd worden door de uitbaters van een razend populair maar verboden kansspel. Het carnaval van Río is een mengeling van uitbundige vrolijkheid en diepe melancholie en heeft niets gemeen met het gehos, getetter, gelal en gezuip van wat in Nederland voor carnaval moet doorgaan. Samen met mijn vriend Roel Janssen, die destijds Brazilië-correspondent was van NRC Handelsblad, heb ik een nacht lang genoten van de overrompelende carnavalsparade op – de naam alleen al – de Sambódromo da Marquês de Sapucaí.
Ik ben vrij vaak in Brazilië geweest, maar toch lang niet vaak en lang niet lang genoeg. Het excuus is simpel: domweg te weinig tijd, want ik moest te vaak en te lang in landen zijn waar de situatie nog heftiger of dramatischer was dan in Brazilië. En dat terwijl Brazilië dé dictatuur bij uitstek was toen ik in Latijns-Amerika begon. Het KLM-vliegtuig waarin we begin 1971 voor het eerst naar Chili reisden, maakte Braziliaanse tussenstops in Río de Janeiro en São Paulo. Met een gevoel van huivering besefte ik dat ik was geland in de ergste dictatuur van Latijns-Amerika, met haar doodseskaders en martel- en moordpraktijken. Nog geen drie jaar later zou Pinochet zijn Braziliaanse coupcollega’s degraderen tot dwergen op het gebied van staatsterreur.
pag. 245
In 1964 werd Brazilië de pionier en gids van de dictaturen van Nationale Veiligheid: de militaire staatsgreep van 1964, die officieel de naam ‘revolutie’ droeg, was volgens zijn aanstichters bedoeld om de door het leger zelf om zeep geholpen democratie te herstellen. De ‘revolutie’ heeft vijf militaire presidenten gehad en duurde tot 1985, de democratie kwam terug in 1990.
p
ag. 245 Een mogendheid die haar buren voortdurend inpeperde welk land het grootste en het machtigste was: over het Braziliaanse sub-imperialisme gaat mijn artikel ‘Brazilië beheerst Zuid-Amerika’, maandblad Keesings Blikopener, december 1973.
pag. 246
Politiecommissaris Sergio Fleury: een van Fleury's folterslachtoffers, de priester Tito de Alencar, werd na zijn vrijlating en uitwijzing achtervolgd door de diabolische ervaringen, precies zoals Fleury hem voorspeld had. Uiteindelijk sloeg de priester de hand aan zichzelf. Fleury had alsnog gewonnen.
p
ag. 246 
De kleine stadsguerrillabewegingen en de plattelandsguerrilla in de streek Araguaia in het noorden van Amazonië werden uitgeroeid: voor de vernietiging van de guerrilla in Araguaia had het leger twee jaar, napalmbombardementen en vijftienduizend man nodig. De belangrijkste stadsguerrillaleiders waren de voormalige parlementariër Carlos Marighella en de voormalige legerkapitein Carlos Lamarca. Nog altijd worden ze door sommigen geëerd, door anderen gehaat.
p
ag. 248
Mensen die opkomen voor het klimaat of de inheemse bevolking zijn hun leven niet zeker: zie het artikel ‘Environmental activists killed at a rate of one every other day in 2022 – report’, The Guardian, 13 september 2023.
p
ag. 248
Dat God de meeste Brazilianen niet in het wonder liet delen: de keerzijde van het Braziliaanse ‘economische wonder’ en de onbeschofte verschillen tussen rijk en arm, tussen het straatarme noordoosten en het ontwikkelde zuiden, heb ik beschreven in het artikel ‘De meeste tbc-lijders ter wereld’, De Groene Amsterdammer, 12 september 1973. De protesten waren vooral gericht tegen 
p
ag. 245
 Met het inzakken van het ‘wonder’ namen de protesten toe: de protesten waren vooral gericht tegen Antônio Delfim Netto, wiens 'economisch wonder' met een jaarlijkse groei van gemiddeld 10 procent, was omgeslagen in recessie en hyperinflatie. Hij stierf in augustus 2024 op 96-jarige leeftijd.
p
ag. 248
Maar de roep om amnestie werd steeds luider: over de intense roep om amnestie in Brazilië schreef ik ‘Nieuw verzet tegen de Braziliaanse terreurmachine’, De Groene Amsterdammer, 19 april 1978.
p
ag. 249
Ik spreek Lula in het parlementsgebouw van São Paulo: mijn vraaggesprek met Lula verscheen onder de kop ‘Braziliaanse ex-vakbondsleider Lula: Wij willen een meerpartijenstelsel’, de Volkskrant, 27 februari 1982.
p
ag. 251
Het in 2014 verschenen verslag van de Nationale Waarheidscommissie: deze commissie onderzocht het staatsterrorisme in de periode 1946-1988. In 2014 overhandigde ze haar eindrapport aan president Dilma Rousseff, zelf een folterslachtoffer. Volgens de commissie zijn in die periode, vooral tijdens de dictatuur, 434 mensen vermoord, al dan niet na te zijn ontvoerd. Hun namen staan hier. Het aantal indianen dat tijdens de dictatuur is vermoord, is volgens de Waarheidscommissie vele malen groter: minstens 8300. De gevallen van marteling zijn niet te tellen. Foltering was zowel een ondervragings- als een bestraffingsmethode. Er zijn nog meer onderzoeksommissies aan het werk geweest, maar ook deze hebben geen strafrechtelijke gevolgen gehad voor de plegers van tot 1979 gepleegde misdaden. De schuldigen verschuilen zich onder de nog altijd niet herroepen amnestiewet van dat jaar.
p
ag.
251 Het rapport Brasil: Nunca Mais (Brazilië: Nooit Meer): dit rapport van het aartsbisdom São Paulo is vertaald in het Engels onder de titel: Torture in Brazil: A Shocking Report on the Pervasive Use of Torture by Brazilian Military Governments, 1964-1979, Secretly Prepared by the Archiodese of São Paulo (Austin: University of Texas Press, 1998).
p
ag. 251
 Aartsbisschop Arns, samen met Lula, [was] waarschijnlijk de meest strijdlustige: over aartsbisschop Arns, bekend als de kardinaal van de mensenrechten, schreef ik een uitgebreid profiel: ‘Een onbevreesd strijder tegen de Braziliaanse dictatuur’, de Tijd, 24 maart 1978.
p
ag.
251 Hij was ook de drijvende kracht achter de kerkelijke basisgemeenschappen: de ‘voorkeurskeuze voor de armen’, sinds de bisschoppenconferentie van 1968 in Medellín de officiële beleidslijn van de Latijns-Amerikaanse katholieke kerk, is het beste in praktijk gebracht in het Brazilië van de jaren zeventig en tachtig. Daarover schreef ik in de Volkskrant ‘Kerk blijft doelwit Braziliaanse regime’ (16 maart 1982) en ‘Kerk is toevluchtsoord voor arme Brazilianen’ (18 maart 1982). Door ontkerkelijking, gebrek aan priesters en vooral het snelle oprukken van de uit de Verenigde Staten overgewaaide evangelische kerken en sektes is de sociale betekenis van de katholieke kerk verminderd. Wel is Brazilië nog altijd het grootste katholieke land ter wereld. Vaak is het katholicisme vermengd met Afrikaanse elementen.
p
ag. 252
De socioloog Cardoso was een linkse voorman: voordat hij president werd was Cardoso een vooraanstaand aanhanger van de afhankelijkheidstheorie, die de onderontwikkeling van de landen van de ‘periferie’ verklaarde door hun structurele afhankelijkheid van de rijke ‘centrale’ landen. Andere pioniers van de afhankelijkheidstheorie waren Andre Gunder Frank, Theotônio dos Santos en Ruy Mauro Marini. Gunder Frank heb ik in 1983 in Nederland geïnterviewd. Ook hij liet later de afhankelijkheidstheorie achter zich en werd een van de voormannen van de wereldsystementheorie.
pag. 252 Het grootste corruptieschandaal uit de Braziliaanse geschiedenis, dat zich uitdijde tot elf landen: de Operatie Wasstraat dankt haar naam aan de autowasstraat in de hoofdstad Brasilia, waar het begin van het schandaal aan het licht kwam.
pag. 253 Ordehandhaving kwam meer en meer neer op straffeloos moorden: de Braziliaanse politie heeft een lange criminele traditie van geweld, corruptie en uitbuiting. Een film die dat dramatisch illustreert is Pixote (1980) van Héctor Babenco. De straatjongen Pixote wordt opgesloten in een gevangenis die een hel blijkt te zijn. Hij ontsnapt en komt in de misdaad terecht. Hoofdrolspeler Fernando Ramos da Silva was een straatjochie voordat hij de hoofdrolspeler in Pixote werd. Daarna werd hij opnieuw een straatrovertje. In 1987 werd de inmiddels negentienjarige Fernando in São Paulo door de politie doodgeschoten.
pag. 254 Bolsonaro [werd] beschuldigd van pogingen om de democratie omver te werpen: de beschuldigingen tegen Bolsonaro breidden zich in 2024 steeds verder uit. Het Electorale Hof bepaalde dat hij tot 2030 niet mag meedoen aan verkiezingen. Politieonderzoek wees uit dat hij inderdaad een staatsgreep had gepland. En hij wordt verdacht van betrokkenheid bij een complot om Lula vlak voor zijn ambtsaanvaarding te vermoorden. Populistisch ultrarechts moet waarschijnlijk op zoek naar een andere leider. Grote kans dat die voortkomt uit de gelederen van evangelische christenen, die al 30 procent van de Braziliaanse bevolking uitmaken. Zie het artikel Evangélicos: el poderoso pilar en el que se apoya Jair Messias Bolsonaro (Evangelische christenen: de machtige pilaar waarop Jair Messias Bolsonaro steunt), Religión Digital, 30 september 2022.


COLOMBIA


pag. 255 Aad van den Heuvel: zie het hooofdstuk over Mexico, pag. 172 en de daarbij behorende voetnoot Een tv-reportage van Brandpunt'.
pag. 255 Een democratie (...) van het Atheense soort: mijn hoogleraar Latijn in Leiden, professor Waszink, vertelde me eens dat de beste studenten aan een beroemde Amerikaanse universiteit waar hij gasthoogleraar was geweest, geen Amerikanen waren maar Colombianen. Dat was niet alleen de verdienste van de studenten, maar ook van het voortreffelijke Colombiaanse onderwijs – waartoe alleen de elite toegang had. Net als in het oude Athene. Daar had slechts tien procent van de inwoners democratische rechten: de vrijgeboren autochtone mannen. Vrouwen, vreemdelingen en slaven waren buitengesloten.
pag. 255 In 1953 pleegde een generaal een staatsgreep (...) maar moest al vier jaar later het veld ruimen: de generaal die de coup pleegde, Gustavo Rojas Pinilla, wist het geweld terug te brengen, maar het verzet tegen zijn bewind was zo groot dat hij na vier jaar moest hij aftreden. In 1961 richtte hij de populistische partij ANAPO (Nationale Volksalliantie) op. Door fraude verloor hij de presidentsverkiezingen van 1970. Zijn dochter María Eugenia wilde de Eva Perón van Colombia worden en liet zich ‘Kapiteinse van het volk’ noemen. Maar in 1974 mislukte haar gooi naar het presidentschap, waarna de ANAPO uiteenviel. Uit deze partij kwam de guerrillabeweging M-19 voort.
pag. 256 Colombia heeft de oudste en grootste guerrillabewegingen van Latijns-Amerika: De grootste guerrillabeweging was de FARC (Fuerzas Armadas Revolucionarias de Colombia, Revolutionaire Strijdkrachten van Colombia). Ze werd in 1964 opgericht door Manuel Marulanda, beter bekend als Tirofijo (Scherpschot). Vele malen is zijn dood gemeld, evenveel malen herrees hij, totdat hij in 2008 door een hartaanval stierf. De FARC, die in haar hoogtijjaren rond de eeuwwisseling ongeveer twintigduizend leden telde, was de enige guerrillabeweging in Latijns-Amerika die voortkwam uit en gesteund werd door de communistische partij. Zelfs de guerrillabeweging van Fidel Castro had met de Cubaanse Communistische Partij niets te maken.
pag. 255 Paramilitaire groepen gingen moordend rond: in 1997 versmolten verschillende rechtse paramilitaire groepen tot de Autodefensas Unidas de Colombia (Verenigde Zelfverdedigingsorganisaties van Colombia), die zich wijdden aan moord, foltering, landroof, de verjaging van mensen en veel andere misdaden. Ze worden verantwoordelijk gesteld voor oorlogsmisdaden die de dood betekenden van honderdduizenden boeren, vakbondsmensen, linkse militanten en vele anderen. Hun inkomsten kwamen uit de drugshandel en bijdragen van grootgrondbezitters, rechtse politici en andere supporters. Ze konden rekenen op de medeplichtigheid van politici en van chefs van het leger, de politie en de geheime dienst. De Verenigde Zelfverdedigingsorganisaties werden ontbonden in 2006; nieuwe paramilitaire groepen namen hun plaats in.
pag. 256 Met al zijn magisch realisme is [Honderd jaar eenzaamheid] waarschijnlijk het beste geschiedenisboek van Colombia: het meesterwerk van García Márquez heeft concurrentie gekregen van het meeslepende non-fictieboek van Robert-Jan Friele De Pizarro's: Eén familie, drie generaties en honderd jaar strijd in Colombia (Amsterdam: Meulenhoff, 2021). Friele had in 2012 een onthullend interview met Tanja Nijmeijer, een omstreden Nederlandse vouw die jarenlang in de guerrillabeweging FARC heeft gezeten en meedeed aan de vredesonderhandelingen: ‘Tanja Nijmeijer in 2012: “Ik ben er moe van mezelf steeds te moeten verdedigen”’, de Volkskrant, 17 november 2012. Zie ook de autobiografie Tanja Nijmeijer: Van guerrilla naar vredesproces (Amsterdam: Hollands Diep, 2021) en de documentaire Tanja – Dagboek van een guerrillera (2023). Een andere Nederlander die de nationale aandacht op de Colombiaanse guerrilla richtte was de tv-maker Derk Bolt, die in 2017 samen met zijn cameraman werd ontvoerd door het Cubaans georiënteerde ELN (Ejército de Liberación Nacional, Nationaal Bevrijdingsleger). Na zes dagen werden ze ongedeerd vrijgelaten.
pag. 256 Een bijeenkomst met Haydée Santamaría in de Casa de las Américas in Havana: Haydée Santamaría (1922-1980), een Cubaanse revolutionair van het eerste uur, stichtte in 1959 het prestigieuze culturele centrum Casa de las Américas. De gelijknamige uitgeverij heeft de beste Latijns-Amerikaanse auteurs uitgegeven. De Casa was een toevluchtsoord voor schrijvers en kunstenaars uit de dictaturen van Latijns-Amerika.
pag. 257 Maar ik verbeeld me echt niet dat de priesters in Colombia de revolutie gaan maken: het voorbeeld van Camilo Torres werd door verschillende priesters nagevolgd. Een van hen was de Spaanse priester Manuel Pérez, die commandant werd van het ELN. Een priester die zich in de stad Cali inzette voor de armen, was de Belg Hubert Gillard. In de Peruaanse hoofdstad Lima had ik hem ontmoet in het huis van een gemeenschappelijke Nederlandse vriend. We hebben toen samen een schitterende reis naar Machu Picchu gemaakt. Hij werd in Cali vermoord door het leger: zie pag. 446 noot 12. Zie ook de artikelen over Hubert Gillard ‘Een gewone jongen van hier werd martelaar in Colombia: Hubert Gillard’ en ‘Pater Hubert Gillard (1936 – 1985)’.
pag. 257 Als politiek analist had [García Márquez] zijn tekortkomingen: begenadigde schrijvers zijn niet per se begenadigde politici. Gelukkig maar dat García Márquez niet heeft geluisterd naar de linkse sirenezangers die hem als presidentskandidaat wilden hebben. In Peru kon Mario Vargas Llosa de verleiding echter niet weerstaan. Begonnen als een bewonderaar van de Cubaanse revolutie stelde de grote schrijver zich namens een centrumrechtse coalitie kandidaat in de presidentsverkiezingen van 1990. In de eerste ronde was hij de winnaar, in de tweede verloor hij van Alberto Fujimori. Sindsdien is Vargas Llosa's politieke vaarwater steeds verder naar rechts gestroomd. Beide schrijvers hebben de Nobelprijs voor literatuur gewonnen: García Márquez in 1982 en Vargas Llosa in 2010.
pag. 257 De niet-communistische stadsguerrillabeweging M-19:  de naam M-19, afkorting van Beweging 19 April, verwijst naar de dag in 1970 waarin generaal Rojas Pinilla de presidentsverkiezingen won maar door fraude verloor. Zie hierboven pag. 255 met de noot In 1953 pleegde een generaal een staatsgreep (...) maar moest al vier jaar later het veld ruimen. In tegenstelling tot marxistisch geïnspireerde guerrillabewegingen als FARC, ELN en EPL streefde M-19 niet naar een marxistische heilsstaat, maar naar democratie. De in 2022 gekozen linkse president Gustavo Petro komt voort uit M-19.
pag. 257 ‘Bolívar, je zwaard keert terug naar de strijd’: in 1991, een jaar na het vredesakkoord met de regering, gaf M-19 het zwaard van Bolívar terug. Het was jarenlang bewaard in Cuba.
pag. 258-259 Vanuit Mexico reis ik zo snel mogelijk naar Colombia, samen met de fotograaf Pedro Valtierra: van deze ramptocht heb ik verslag gedaan in ‘Vlucht uit de hel van Colombia’s moddervelden’, de Volkskrant, 18 november 1985, en in mijn boek Latijns-Amerika tussen de regels, pag. 130-132. Pedro Valtierra zou later in Mexico grote bekendheid krijgen als fotograaf van iconisch geworden foto’s van de gewapende conflicten in Midden-Amerika en Mexico zelf. 
pag. 261 Boven op de Nevado del Ruiz werden elektronische toestellen geïnstalleerd om de vulkaan te monitoren: in 2023 braken onbekenden de metalen kasten open waarin de meetapparatuur zat en gingen er mee vandoor. Dit was veel meer dan simpele diefstal. Dit was een misdaad.
pag. 262 Ik ben naar Apartadó gereisd om te zien wat er van de pacificatieakkoorden tussen de guerrilla en de regering (...) terecht is gekomen: over deze reis heb ik (in het Spaans) een lange reportage geschreven: ‘La guerrilla en Colombia; cuarenta años de lucha - o la pacificación de las FARC’ ('De guerrilla in Colombia; veertig jaar strijd - of de pacificatie van de FARC'), La Jornada, 2 juli 1986.
pag. 262 De guerrillastrijders van het EPL: deze organisatie (voluit: Ejército Popular de Liberación, Volksbevrijdingsleger) liet zich aanvankelijk inspireren door Mao en vervolgens door de Albanese communistische leider Enver Hoxha. Sinds zijn oprichting in de jaren zestig van de vorige eeuw is het EPL vooral actief in agro-industriële gebieden, waar het de arme boeren probeert te organiseren.
pag. 266 Het echec van de vredespolitiek van Betancur was compleet: mijn artikel ‘Interne vredespolitiek Betancur volledig mislukt’, de Volkskrant, 21 oktober 1985, begint zo: ‘Een oorlog tussen leger en guerrilla is in Latijns-Amerika geen uitzondering. Een oorlog tussen guerrillabewegingen onderling is minder gebruikelijk. Maar wanneer militairen, drugssmokkelaars en gewone misdadigers zich voor guerrillastrijders uitgeven, wanneer het leger de guerrilla en de drugsmaffia over één kam scheert, linkse militanten elkaar voor rechtse infiltranten uitmaken en de doden de enigen zijn die niet liegen, dan is dat maar in één land mogelijk: Colombia.’ Het artikel dateert nog van vóór de moord op Jaime Pardo Leal.
pag. 267 Het Pacto Histórico van veertien linkse en centrumlinkse partijen en twaalf bewegingen: de term Pacto Histórico (Historisch Pact) roept herinneringen op aan het (mislukte) Compromesso Stórico tussen de Italiaanse communisten en christendemocraten in de jaren zeventig van de vorige eeuw.
pag. 268 Een jaar na het aantreden van Petro waren guerrillabewegingen en criminele groepen nog altijd actief: sindsdien is er van vrede nog minder terechtgekomen. Zie Joost de Vries, 'De totale vrede is uit zicht in Colombia', de Volkskrant, 16 oktober 2024.


CUBA


pag. 268-269 Het verbod op het geven van fooien: fooien geven is volgens de Cubaanse Communistische Partij een vernederend, haast koloniaal gebaar. Als je in landen als Mexico, Venezuela,  Peru of de VS geen fooi geeft, riskeer je zelf een vernedering.
pag. 269 Fidel Castro betitelde de deelnemers aan de clandestiene emigratiegolven als gusanos, wormen: op hun beurt noemden Castro’s tegenstanders hem machtswellusteling, internationale delinquent, hoogmoedswaanzinnige, krankzinnige, zelfs racist.
pag. 270 Een verhaal waarin ik uitlegde dat Fidel Castro de revolutie aan het ‘democratiseren’ was: zie het artikel ‘Cuba organiseert de revolutie’, de Volkskrant, 2 oktober 1976.
pag. 270-271 In 1980 nam ik op de redactie van De Groene Amsterdammer deel aan een rondetafelgesprek over de Cubaanse revolutie: zie het artikel van Aafke Steenhuis en Dick Plekkenpol, ‘Het reële socialisme op het eiland utopia’, De Groene, 9 juli 1980.
pag. 271 Waarna ze de woorden van Fidel als hun mening debiteerden: tot in de hoogste regeringsregionen werd Fidel nagebauwd. Tijdens een internationale conferentie In Lima had ik korte interviews met de Cubaanse president Osvaldo Dorticós en de minister van Buitenlandse Zaken Raúl Roa. Ze moeten niets origineels hebben gezegd, want ik heb hun uitspraken niet gebruikt en ik herinner me er niets van.
pag.  Ambassadeur Coen Stork: de diplomaat Stork, die ik nog kende uit Argentinië (zie pag. 92), kwam ik toevallig tegen in het vliegtuig van Mexico naar Havana, waar hij net benoemd was tot ambassadeur. Direct na aankomst nam ik hem mee naar het huis van een Cubaanse vriend. Later vertelde hij vol trots dat de Britse ambassadeur al twee jaar in Havana woonde maar nog nooit bij Cubanen thuis was geweest, terwijl hem dat al op zijn allereerste dag was gelukt. Coen beleefde zijn hoogtijdagen als ambassadeur in Roemenië in de nadagen van dictator Ceaucescu (die ik een keer in Buenos Aires op staatsbezoek had gezien). Mijn plan om Coen op te zoeken in Boekarest – ik woonde toen in Rome – ging niet door omdat Roemenië aan het begin van de nationale opstand werd afgesloten van de buitenwereld. Ambassadeur Stork was in die bewogen dagen van december 1989 de enige Nederlandse verslaggever in Roemenië. Zie het boek van Peter Henk Steenhuis De rode ambassadeur: de twintigste eeuw door de ogen van Coen Stork (Amsterdam: Athenaeum - Polak & Van Gennep, 2012).
pag. 272 Over zijn mythische zoon had hij net een biografie geschreven: Ernesto Guevara Lynch, Mi hijo el Che (Mijn zoon el Che) (Barcelona: Planeta, 1981). Che’s vader vertelt uitvoerig over zijn zoon in de Cubaanse documentaire uit 1985 Mi hijo el Che. Un retrato de familia de don Ernesto Guevara (Mijn zoon el Che: een familieportret van don Ernesto Guevara).
pag. 272 In het cultuurpaleis Casa de las Américas ontmoette ik vader Guevara opnieuw deze ontmoeting met Ernesto Guevara sr. beschrijf ik in ‘Twintig jaar wachtlopen – como el Che’, de Volkskrant, supplement Het Vervolg, 23 oktober 1982.
pag. 273 In de straten van Havana zijn hongerdemonstraties geweest: de radeloosheid nam nog meer toe toen in oktober 2024 Cuba's prehistorische elektriciteitscentrales het helemaal lieten afweten. In het hele land viel dagenlang de stroom uit. Stroomgebrek en schaarste hebben het toerisme, een van de belangrijkste inkomstenbronnen van Cuba, doen kelderen.


PARAGUAY


pag. 276 (...) in 2008, toen de linkse ex-bisschop Fernando Lugo, een aanhanger van de bevrijdingstheologie, tot president werd gekozen: Lugo was na Jean-Bertrand Aristide, het eerste democratisch gekozen staatshoofd van Haïti, de tweede priester-bevrijdingstheoloog die het in Latijns-Amerika tot president bracht. Beiden werden afgezet: Aristide in 2004, Lugo in 2012.


PERU


pag. 277 Als kippenbouten vermomde bergratten: ik weet niet of de bergrat deel uitmaakt van de Peruaanse keuken, die de laatste jaren een hoge vlucht heeft genomen. Lees de artikelen van Joost de Vries ‘Voor het beste eten ter wereld moet je dit jaar in de Peruaanse hoofdstad Lima zijn’, de Volkskrant, 22 juni 2023, en Julia Moskin, 'How Peruvian Food Became a Global Star', The New York Times, 4 november 2024.
pag. 278 Dwars door de Andes klimt de trein (...) zigzaggend naar de wolken: ik heb er nog altijd spijt van dat ik niet ben ingegaan op het verzoek van een Zwitserse uitgeverij om de tekst te schrijven voor een fotoboek over de spoorlijnen in de Andes en de diepgaande sociaaleconomische veranderingen die ze in de plaatsen aan weerszijden van de rails teweeg hebben gebracht.
pag. 278 Gedurende de hele twintigste eeuw heeft nergens op de wereld een trein op zo’n hoogte gereden: in 2006 namen de Chinezen het spoorlijnwereldhoogterecord over toen de lijn tussen Golmud en Lhasa werd geopend. Het hoogste punt van deze lijn ligt 5268 meter boven de zeespiegel, 475 meter hoger dan het hoogste punt van de lijn in Peru.
pag. 278  Dit onmogelijke project werd in onmogelijke omstandigheden uitgevoerd door indiaanse en Chinese arbeiders:: ook de eerste spoorlijn dwars door de Verenigde Staten werd in een slopend tempo en onder gruwelijke arbeidsvoorwaarden aangelegd door Chinese koelies.
pag. 278 Het verklaart waarom er in Peru duizenden Chinese restaurants zijn, chifa geheten: de Chinese keuken is in Peru minstens even populair als in Nederland. Ze heeft zich vermengd met de Peruaanse keuken. Pas in China kwam ik erachter dat het woord 'chifa' een verspaansing is van het Chinese chīfàn (eten).
pag. 279
De grootste politieke partij, de APRA (...) was altijd buiten spel gezet: dat gebeurde  door verkiezingsfraude, staatsgrepen of onwettigverklaring. APRA is de afkorting voor Acción Popular Revolucionaria Americana (Revolutionaire Amerikaanse Volksactie), een oorspronkelijk linkse, anti-imperialistische beweging die haar oprichter Víctor Raúl Haya de la Torre wilde laten wortelschieten in heel Latijns-Amerika. Geïnspireerd door de Mexicaanse Revolutie (1910-1917) stichtte hij de APRA in 1924. Het is een van de oudste politieke partijen van het subcontinent.
pag. 279
Een vriendschap, waaraan de staatsgreep van Pinochet een bruusk einde maakte: Velasco Alvarado stuurde Pinochet na diens staatsgreep een krat pisco van het merk El Demonio de los Andes, De Duivel van de Andes. Pinochet wilde een deel van Zuid-Peru inlijven, vooral om zich meester te maken van twee kopermijnen. Daardoor werd de Salpeteroorlog (1879-1884) weer actueel. In die oorlog annexeerde Chili het uiterste zuiden van Peru en het uiterste westen van Bolivia, dat daardoor zijn kustlijn van vierhonderd kilometer en daarmee zijn toegang tot de Grote Oceaan verloor. Sindsdien eist Bolivia weer een soevereine corridor naar de zee. Pinochet schaarde zich achter die eis – mits deze ten koste zou gaan van Peru. In augustus 1975 stonden het Chileense en het Peruaanse leger op oorlogssterkte tegenover elkaar. Een oorlog kon op het laatste moment worden voorkomen, dankzij de belofte van de Peruaanse legerleider Francisco Morales Bermúdez dat hij de ‘communistische’ generaals van zijn land, aan de dijk zou zetten. Dat gebeurde nog diezelfde maand in de staatsgreep tegen Velasco Alvarado. Zowel voor Bolivia als Peru is het verlies van hun grondgebied aan Chili nog altijd een nationaal trauma.
pag. 280
De Argentijnse geheime dienst kreeg vrij entree in Lima om daar tientallen mensen, 25 van hen van Italiaanse origine, te ontvoeren: vanwege zijn deelname aan de Operatie Condor werd Morales Bermúdez in 2017 door een rechtbank in Rome veroordeeld tot levenslang. Dat gebeurde in zijn afwezigheid. Peru heeft hem nooit uitgeleverd. In 2021 was hij een van de ondertekenaars van een oproep tot een staatsgreep tegen de gekozen president Pedro Castillo. Het jaar daarop stierf hij op honderdjarige leeftijd.
pag. 281
 Sendero Luminoso (Lichtend Pad): deze naam verwijst naar een uitspraak van Peru’s communistische aartsvader, de schrijver-filosoof José Carlos Mariátegui: ‘Het marxisme-leninisme zal het lichtend pad naar de revolutie openen’.
pag. 281
Abimael Guzmán, alias Voorzitter Gonzalo: na een bezoek aan China stichtte Guzmán in 1969 Lichtend Pad, een pro-Chinese afsplitsing van de Peruaanse Communistische Partij. Op dat moment was in China nog volop de Culturele Revolutie aan de gang. De maoïstische (guerrilla)bewegingen elders in Latijns-Amerika hadden zelden wat om het lijf en bleven meestal beperkt tot de universitaire wereld. Lichtend Pad was de grote uitzondering. Met haar Pol Pot-achtige aanpak heeft ze op grote schaal dood en verderf gezaaid. Na de dood van Mao stierf ook het Chinese enthousiasme voor de wereldrevolutie en hield iedere steun aan buitenlandse maoïstische organisaties op.
pag. 282
De moord op acht Peruaanse journalisten die te veel wisten: deze moorden vonden plaats in het dorpje Uchuraccay inde regio Ayacucho. Algemeen wordt aangenomen dat de slachtofers te veel te weten waren gekomen over de moorddadige praktijken van paramilitaire staatsterroristen. Een door de regering ingestelde commissie van onderzoek concludeerde in 1983 dat indiaanse dorpsbewoners de journalisten volgens een magisch ritueel hadden gedood. Deze conclusie kwam de voorzitter van de commissie, de schrijver Mario Vargas Llosa, op felle kritiek te staan. Een uitvoerige reconstructie van deze geruchtmakende moordpartij is te vinden in mijn artikel ‘Een onderzoek waarbij steeds meer getuigen verdwijnen’, de Volkskrant, supplement Het Vervolg, 9 maart 1985.
pag. 283
 De Revolutionaire Beweging Túpac Amaru: Túpac Amaru was de laatste Incakeizer. Na een mislukte rebellie werd hij door de Spaanse veroveraars in 1572 gedood. Hij gaf ook zijn naam aan de Uruguayaanse stadsguerrillabeweging Tupamaros.
pag. 283
 Alberto Fujimori, een zoon van Japanse immigranten: hij werd algemeen el Chino genoemd, de Chinees. In Peru wordt iedere Oost-Aziaat algauw ‘Chinees’ genoemd. Fujimori vatte het op als een compliment, zoals hij zich ook gevlijd voelde door de spotnaam Chinochet. De ‘Chinese Pinochet’ voelde zich sterk verwant aan de Chileense dictator, zowel om diens repressiemethodes als om zijn neoliberale voortrekkersrol.
pag. 283
(...) om verder te regeren als kleptocratisch dictator: Fujimori gelastte de arrestatie van zijn voorganger Alan García, maar die sprong nog net op tijd van zijn balkon naar het huis van zijn buurman. Daar hield hij zich schuil in een lege watertank, totdat de kans kwam om te vluchten naar de ambassade van Colombia – waar García’s mentor Haya de la Torre van 1949 tot 1954 bescherming had gevonden tegen politieke vervolging.
pag. 284
Medio 2024 kondigde Fujimori aan dat hij zich kandidaat wil stellen voor de presidentsverkiezingen van 2026: dit voornemen werd gedwarsboomd doo zijn dood in oktober 2024.
pag. 284 Het belangrijkste corruptieschandaal betrof smeergeldbetalingen door de Braziliaanse bouwgigant Odebrecht: de vooralsnog laatste Peruaanse oud-president die in verband met dit megaschandaal is veroordeeld, is Alejandro Toledo. In oktober 2024 kreeg hij 20,5 jaar gevangenisstraf.
pag. 286 Maar om Yuval Noah Harari aan te halen: dit citaat, gebruikt in een heel andere context, is afkomstig uit Harari's artikel ‘Israeli democracy is fighting for its life’, The Financial Times, 23 juli 2023.


URUGUAY


pag. 286 Een geavanceerde sociale wetgeving: de welvaart van Uruguay was niet alleen te danken aan de exportverdiensten, maar ook aan het geringe aantal inwoners onder wie de rijkdom moest worden verdeeld. Uruguay, ongeveer vier keer zo groot als Nederland, had aan het begin van de 20e eeuw een miljoen inwoners, in 2020 iets meer dan 3,5 miljoen. Van alle landen inZuid-Amerika heeft alleen elk van de drie Guyana’s minder inwoners.
pag. 286
Met het toenemen van de repressie: een politiek omslagmoment was de politiemoord op de student Líber Arce in 1968. Deze moord, de eerste op een linkse student, had een enorm mobiliserend effect. In de protestmanifestaties werd zijn naam een consigne: Líber Arce, ¡liberarse! (Líber Arce, bevrijding!). De repressie werd heviger en mondde uit in de staatsgreep van 1973. De vergelijking met eerdere gebeurtenissen in Griekenland is frappant. Daar werd in 1965 de linkse student Sotiris Petroulas tijdens een demonstratie in Athene door de politie doodgeschoten. Theodorakis componeerde een hartverscheurend lied dat zijn naam droeg. De politieke agitatie leidde tot de staatsgreep van de kolonels in 1967.
pag. 2
87 De Amerikaanse CIA-agent en folterexpert Dan Mitrione: zie ook het hoofdstuk over Chili, pag. 56.
pag. 287
President Bordaberry mocht aanblijven als marionet en democratische façade: de naam Bordaberry leeft voort in de term bordaberryzación, die gebruikt wordt als het leger na een staatsgreep de gekozen president handhaaft om daardoor het nieuwe regime een schijn van democratische legitimiteit te geven. In deze constructie heeft de president uiteraard geen enkele reële macht. Bordaberry moest in 1976 plaats maken voor Alberto Demicheli en deze al heel snel voor een andere civiele marionet, Aparicio Méndez, die op zijn beurt in 1981 aan de kant werd gezet door generaal Gregorio Álvarez. Vier jaar later keerde in Uruguay de democratie terug. 
pag. 288
De zanger Daniel Viglietti: Viglietti (1939-2017) vierde in 1984 een triomfale terugkeer in Montevideo.
pag. 288
 De dichter-schrijver Mario Benedetti: de bekendste roman van Benedetti (1920-2009) is La Tregua, in het Nederlands vertaald als Het uitstel door Fleur Bourgonje (Amsterdam: Meulenhoff, 1983).
pag. 288-289
De uitgever-journalist Carlos Quijano: het monument Quijano (1900-1984) torende een halve eeuw lang boven andere journalisten en politici uit. Hij leek onaantastbaar, maar niet voor het dictatoriale regime. Het door de oude redacteuren van Marcha opgerichte weekblad Brecha (Bres) is nog steeds een van de belangrijkste politieke publicaties van Uruguay.
pag. 289
 De schrijver-journalist Eduardo Galeano: bij uitgever Rob van Gennep heb ik sterk aangedrongen op een Nederlandse vertaling van Las venas van Galeano. Dat werd De aderlating van een continent: Vijf eeuwen economische exploitatie van Latijns-Amerika, vertaald door Mariolein Sabarte Belacortu (Amsterdam: Van Gennep, 1976).
pag. 289
 De pedagoog Julio Castro: hij werd opgepakt in augustus 1977 en twee dagen later vermoord. Over de vondst van zijn stoffelijke resten zie het artikel 'Uruguay identifies military torture victim Julio Castro', BBC, 1 december 2011.
pag. 289
 Zijn meesterlijke literair-historische trilogie Memoria del Fuego: de trilogie (Madrid: Siglo XXI, 1982-1986) is door Dick Bloemraad vertaald als Kroniek van het vuur (Amsterdam: Van Gennep, 1986-1988). Galeano, geborenin 1940, overleed in 2015.
pag. 289
 De cineast Walter Achugar: Achugar (1938-2023) kende iedereen in de Latijns-Amerikaanse filmwereld. Net als veel andere geëngageerde Latijns-Amerikaanse cineasten zag hij in Joris Ivens zijn grote voorbeeld. Op deze foto is hij te zien in gezelschap van Ivens. 
pag. 289
 De politicus Zelmar Michelini: over de moord op Michelini (1924-1976) zie pag. 109.
pag. 290
Een hallucinerende brief [van] een Uruguayaanse legerofficier die niet langer kon zwijgen over de marteling van politieke gevangenen, waarbij hij zelf aanwezig was geweest: de brief van de officier is een huiveringwekkende beschrijving van de martelmethodes. Ik heb de brief en de twee foto’s die hij me gestuurd had, gepubliceerd in het artikel ‘Wrede martelpraktijken in Uruguay’, de Volkskrant, 28 februari 1976.
pag. 291
 Collega Jan Schmeitz: ik had hem leren kennen tijdens de eerste sandinistische opstand in Nicaragua in 1978. Hij zou later een belangrijke rol spelen in het onderzoek naar de moord op de vier IKON-journalisten in El Salvador (zie pag. 211).
pag. 293 
Raúl Sendic: mijn vraaggesprek met Sendic verscheen onder de titel ‘We hebben jullie niet kunnen doden, maar nu gaan we jullie gek maken’, de Volkskrant, supplement Het Vervolg, 20 december 1986.


HET EINDE


pag. 294 Jan Keulen, die in het Midden-Oosten zijn ruime portie had gekregen van oorlog en geweld: zie de oorlogsmemoires van Jan Keulen, De oorlog van gisteren: Herinneringen van een correspondent (Amsterdam: Jurgen Maas, 2022).


ECUADOR, HAÏTI EN DE DRIE GUYANA'S (weggelaten uit het boek)


ECUADOR


Dat ik in mijn hele journalistieke leven maar één keer in Ecuador ben geweest heeft een goede reden: er gebeurde in dat land aan de evenaar niet veel, althans naar Latijns-Amerikaanse maatstaven. Politiek was het niet bepaald rustig, maar de onrust ging niet met grote drama’s gepaard. Ecuador is lange jaren zelfs het vreedzaamste land van Zuid-Amerika geweest. Vroeger was Ecuador.
Behalve om zijn bananen en de Galápagoseilanden, vooral bekend om twee kopstukken: de geëngageerde schilder-beeldhouwer Oswaldo Guayasamín – ik heb een mooi primitief schilderijtje van hem in huis - en de populistische leider José María Velasco Ibarra, die vanaf 1934 vijf keer tot president werd gekozen en vier keer werd afgezet. Vanaf zijn tweede afzetting was Buenos Aires zijn vaste stad van ballingschap, waar hij wijselijk zijn flat aanhield. Van hem is de beroemde uitspraak: ‘Geef me een balkon en ik word tot president gekozen.’ In 1972 werd deze populistische oude rot voor de laatste keer onttroond.
Daarna heeft Ecuador tot 2024 achttien presidenten gehad: militaire dictatoren, sociaaldemocraten, marxisten, populisten, liberalen. Sommigen waren onkreukbaar, anderen aartscorrupt, sommigen waren verlicht, anderen aartsreactionair. Een van hen, de progressieve Jaime Roldós, kwam om in een verdacht vliegtuigongeluk. Een ander, Abdalá Bucaram, bijgenaamd De Dwaze Minnaar, werd een half jaar na zijn ambtsaanvaarding, te midden van beschuldigingen van corruptie en midden in een hopeloze schuldencrisis, door het parlement geestelijk onbekwaam verklaard en afgezet.
De meest linkse president was de autoritaire populist Rafael Correa (2007-2017), een gezworen vijand van het neoliberalisme en aanhanger van het ‘socialisme van de 21e eeuw’. Hij besteedde de inkomsten uit de export van olie, koper, goud en zilver vooral aan de opbouw van sociale voorzieningen, maar de mijnen, de bouw van grote projecten en de communicatie verpandde hij aan China. Daarna sloeg de recessie hard toe, en de drugscriminaliteit nog harder. Correa vluchtte naar België om zijn straf wegens corruptie te ontlopen.
Correa’s opvolger was een ouderwetse conservatief, die alleen dacht aan het bedrijfsleven en goede relaties met de VS. De recessie die daarvan het gevolg was werd nog verergerd door de coronaverlamming en een golf van misdaden. De laatste jaren is de voormalige bananenrepubliek Ecuador een narcostaat geworden. Dat heeft alles te maken met zijn ligging tussen de twee belangrijkste cocaïneproducenten, Peru en Colombia, en met  het vredesakkoord in Colombia tussen de FARC en de regering in 2016, waarna de FARC zich terugtrok uit de drugsbusiness. Dat vacuüm werd snel gevuld door Mexicaanse en Equatoriaanse kartels. In de cocaïnehandel maken de twee belangrijkste kartels van Mexico, die van Sinaloa en Jalisco, de dienst uit.
FARC-dissidenten die het vredesakkoord afwezen, zetten in Ecuador hun zaken voort. De cocaïnehandel oefent op de georganiseerde misdaad een onweerstaanbare aantrekkingskracht uit. Zelfs Albanese bendes opereren tegenwoordig in Ecuador. Er zijn zo’n 25 kartels uit binnen- en buitenland actief, als aanhangsel of juist concurrent van de Mexicaanse syndicaten. In de Equatoriaanse havens Guayaquil, Bolívar, Manta en Esmeraldas beginnen de in bananencontainers verstopte drugs hun reis naar de grote afzetmarkten. Een handelsverdrag heeft Europa gemakkelijk toegankelijk gemaakt voor Equatoriaanse producten. Daardoor kon Ecuador de belangrijkste cocaïneleverancier van Europa worden, en Rotterdam de belangrijkste invoerhaven. Begin 2024 deed het Equatoriaanse leger een recordvangst van 22 ton cocaïne, met een straatwaarde van een miljard euro.
In korte tijd heeft Ecuador een sleutelpositie in de mondiale drugshandel gekregen. Van doorvoerland werd het opslagplaats, logistiek centrum en distributeur. De gevolgen zijn een explosie van bendegeweld, repressie door leger en politie, bloedbaden bij oproeren in uitpuilende gevangenissen. In 2023 werden verschillende politici en burgemeesters vermoord. Vlak voor de vervroegde presidentsverkiezingen werd een van de kandidaten, Fernando Villavicencio, doodgeschoten. Hij had de banden tussen de georganiseerde misdaad en de staat aan de kaak gesteld. Zes verdachten van die moord werden op hun beurt in de gevangenis geliquideerd. De opdrachtgever was de machtige drugsbaas Adolfo Macías, algemeen bekend als Fito. Dat hij in de gevangenis zat hinderde hem nauwelijks: hij leidde er een luxe leventje, bleef zijn criminele rijk besturen en wijdde zich aan de uitbouw van zijn reputatie als weldoener.
Begin 2024 ontsnapte deze Equatoriaanse Pablo Escobar uit zijn riante onderkomen. Dat was het sein voor een opstand van de bendes: massale gevangenisuitbraken, gijzeling van bewakers en politieagenten, schietpartijen met veel doden en gewonden. Bij een gewapende overval op een tv-studio werden de presentatoren van een lunchprogramma live onder schot gehouden. De jeugdige  Daniel Noboa, zoon van de bananenkoning van Ecuador, versloeg in de vervroegde presidentsverkiezingen van 2023 een volgeling van oud-president Correa. De nieuwe president riep de noodtoestand uit en stelde een nachtelijk uitgaansverbod in. Hij riep de leden van de drugsbendes, twintigduizend volgens hem, uit tot terroristen en verklaarde hun de oorlog. De opperbevelhebber van het leger kondigde een genadeloze campagne aan. Alsof hij niets had geleerd van de rampzalig afgelopen Amerikaanse War on Drugs. Noboa werd na zijn oorlogsverklaring razend populair. De drugsbendes gaven zich echter niet gewonnen. 


HAÏTI


De Caraïbische eilanden heb ik niet bepaald platgelopen. Ik ben alleen in Cuba en op Curaçao en Aruba geweest. De Dominicaanse Republiek, Haïti, Jamaica, Trinidad & Tobago, de kleinere eilanden, het is er allemaal niet van gekomen. Natuurlijk had ik minstens één keer naar Haïti gemoeten, het eerste land in de wereld dat de slavernij van zich afschudde en sindsdien wordt gegeseld door alle plagen van de Apocalyps. Het volk wordt geteisterd door armoede, honger, epidemieën en uitbuiting, de corruptie heerst soeverein en het geweld is er altijd: natuurgeweld, politiek geweld, crimineel geweld. Na het regime van François Duvalier (Papa Doc) en zijn zoon en opvolger Jean-Claude (Baby Doc), die de bevolking terroriseerden met hun sinistere geheime politie, de Tontons Macoute, dacht men dat het niet erger kon. Een vergissing.
Begin 2024 maakten criminele krijgsheren de chaos en anarchie compleet. Ze legden hun moorddadige onderlinge vetes bij en gingen gezamenlijk over tot de aanval. Te midden van schietpartijen, brandstichtingen en plunderingen vielen de bendes het presidentieel paleis, ministeries, banken en politieposten aan. Ze beschoten het vliegveld van de hoofdstad Port-au-Prince en bevrijdden ruim vierduizend kornuiten uit de twee grootste gevangenissen. Sommige bendeleiders wierpen zich op als revolutionaire volksleiders en eisten het aftreden van de zwaar omstreden premier Ariel Henry. Hij is een van de verdachten van de moord in 2021 op president Jovenel Moïse. De andere hoofdverdachten zijn Moïses eigen vrouw en zijn politiechef. Een door niemand gekozen overgangsraad verving de door niemand gekozen premier. Een einde van de crisis is nergens in zicht. In Haïti is immers het kwaad aan de macht. Het is een mislukte staat, altijd in afwachting van de volgende ramp. De rest van de wereld lijkt de Haïtiaanse verschrikkingen te beschouwen als een soort natuurverschijnsel.
Driehonderd bendes maken de dienst uit. Ze wijden zich aan afpersing, drugs- en mensenhandel. De helft van de bendeleden bestaat uit kinderen en jongeren. Lijnvliegtuigen worden beschoten om vreemdelingen buiten Haïti te houden. In november 2024 kwam het aantal dodelijke slachtoffers van het geweld in Port-au-Prince op vijfduizend.


DE GUYANA’S


Voor een Nederlandse verslaggever die gewend was aan de grote drama’s van Latijns-Amerika waren Curaçao en Aruba bijzondere ervaringen: klein en overzichtelijk, behapbare problemen, geen Spaans, geen Portugees, geen grote ellende, geen grote repressie, geen Verenigde Staten als land om te benijden of te haten, want helemaal georiënteerd op Nederland. Eigenlijk geen Latijns-Amerika. Binnen de kortste keren had ik er de halve spraakmakende gemeente journalistiek aan de tand gevoeld, waarna mijn verblijf een sterke toeristische component kreeg. In Aruba werd ik daarvoor gestraft door iemand die op het strand mijn geld jatte. Jaren later zou datzelfde me nog een keer overkomen in Rio, op het strand van Ipanema. En nog later zou ik beseffen dat ik met mijn Latijns-Amerikaanse ogen misschien niet de juiste man was geweest voor reportagereizen naar de Nederlandse Antillen.


Frans-Guyana


Ik merkte dat ook de drie Guyana’s niet naar Washington keken, en naar de rest van Zuid-Amerika ook niet. Twee van de drie verkregen met enorme vertraging, anderhalve eeuw na Bolívar, hun onafhankelijkheid, het derde is nog altijd een kolonie, de laatste in Zuid-Amerika. Die koloniale status was tot 2015 vermomd als een overzees gebiedsdeel en daarna als een collectivité territoriale unique (zoiets als ‘speciale territoriale entiteit’). Ik heb het dus over Frans-Guyana.
Dit doodarme land is elders alleen bekend om het Duivelseiland, een van de verschrikkelijke, inmiddels allang opgeheven strafgevangenissen, om het boek en de film Papillon over de crimineel die na acht vergeefse pogingen wist te ontsnappen uit een gevangenis waaruit geen ontsnapping mogelijk was, en om de Europese raketlanceerbasis in Kourou. Je kon er alles krijgen, zelfs mijn geliefde Gauloises – ik rookte toen nog. En zo werkte ik mee aan het verdienmodel van de heersende elite: zo veel mogelijk spullen voor zo weinig mogelijk geld importeren, bij voorkeur uit Frankrijk, en ze dan voor zo veel mogelijk geld weer verkopen.
Een Frans plan voor de ontwikkeling van landbouw, bosbouw, visserij en mijnbouw bleek niet bedoeld om de problemen van Frans-Guyana op te lossen, maar om Frankrijk zelf minder afhankelijk te maken van dure importen; meer in mijn artikel ‘Frans-Guyana blijft kolonie van Parijs’, de Volkskrant, 26 november 1975. Tegen dit kolonialisme werd wel geprotesteerd, maar met de onafhankelijkheidsbeweging MOGUYDE wist het Vreemdelingenlegioen wel raad. Het grootste protest tegen de wantoestanden in Guyana was een algemene staking in 2017, die een maand duurde.


Guyana


Guyana, het voormalige Brits-Guiana, is het oostelijke buurland van Venezuela; meer over Guyana in mijn artikelen ‘Socialisme en demagogie van een Latijns-Amerikaanse oase’, De Groene Amsterdammer, 7 december 1977, en ‘Profunda crisis política en Guyana’ (‘Diepe politieke crisis in Guyana’), El Diario de Caracas, 4 december 1979. Toen ik in het hoofdstadje Georgetown aankwam, leek ik Zuid-Amerika te hebben verlaten. Geen drukte op straat, geen grandioze gebouwen, bijna geen witte mensen, en Spaans of Portugees hoorde je nergens. Als blijvend aandenken aan de Britse koloniale tijd rijdt het verkeer in Guyana links, net als in Suriname. En net als Suriname is Guyana afwisselend een Brits en een Nederlands wingewest geweest, totdat in 1814 de koloniale buit definitief werd verdeeld. Dat was dus in de tijd dat vrijwel heel Latijns-Amerika zich ontworstelde aan het Spaanse of Portugese kolonialisme.
Het Hollandse verleden van Guyana is nog zichtbaar in de zeedijk die Georgetown voor overstroming moet behoeden, in het systeem van kanalen en sluizen, in straat- en plaatsnamen zoals Stabroek, Ruimveldt, Soesdyke, Vreed en Hoop, Werk-en-Rust, en in de naam van een vier eeuwen oude burcht waarvan alleen nog een ruïne over is: Fort Kyk-Over-Al.
Alweer net als in Suriname zijn de meeste inwoners van Guyana de vrucht van koloniale praktijken. Zeventig procent is van Afrikaanse, Hindoestaanse of gemengde origine. De slavernij is tot in de twintigste eeuw in nauwelijks verkapte vorm doorgegaan. De uit India gehaalde koelies op de suikerplantages waren in feite dwangarbeiders. Ze kregen geen loon zolang ze hun schuld, bestaande uit de kosten van hun overzees transport, niet hadden terugbetaald. De oorspronkelijke Indiaanse bevolking, Amerindianen genaamd, werd gedecimeerd. De nazaten van de overlevenden wonen meestal in nederzettingen in het oerwoud.
De dienst in de kolonie Brits Guiana werd uitgemaakt door het voormalige slavenhoudersbedrijf Booker McConnell, een Engelse warenhuisketen die als eigenaar van driekwart van de Guyanese suikerindustrie goed was voor veertig procent van de export. De man van de Verenigde Staten en Groot-Brittannië was Linden Forbes Burnham, leider van het People’s National Congress. Deze partij vertegenwoordigde het zwarte volksdeel (de ‘Afrikanen’). Zijn grote tegenspeler was de tandarts Cheddi Jagan, leider van de Hindoestaanse People’s Progressive Party, die in 1961 premier werd. Jagan was Washington en Londen veel te links en daarom voor hen onaanvaardbaar. President Kennedy meende dat Jagan een Moskougetrouwe communist was en dus niet de leider mocht worden van een onafhankelijk Guyana.
En zo begonnen de machinaties van de CIA om koste wat kost een verkiezingsoverwinning van Jagan te voorkomen. De documenten over deze samenzwering zijn pas in 2020 vrijgegeven. 'CIA Covert Operations: The 1964 Overthrow of Cheddi Jagan in British Guiana' National Security Archive, Washington, DC, 6 april 2020. Dankzij de CIA, de Britse premier Harold McMillan en een dubieuze wijziging van het kiesstelsel werd Burnham in 1964 premier. Hij kwam aan de regering, maar niet aan de macht. Die bleef in handen van Booker McConnell.
De Amerikanen en Britten bleken zich in Burnham deerlijk te hebben vergist. Nadat Brits Guiana in 1966 de onafhankelijke staat Guyana was geworden, werd een nieuwe Burnham geboren: felle antikoloniaal, voorvechter van de bevrijdingsstrijd in Afrika, vriend van alle landen die zich socialistisch of communistisch noemden, zelfs goede maatjes met de Noord-Koreaanse dictator Kim Il Sung. Zijn ‘Coöperatieve Republiek Guyana’ predikte zelfhulp en zelfvoorziening. Hij verbood vrijwel alle import, nationaliseerde de bauxietmijnen, de suikerplantages, de houtindustrie en de scheepswerven, bracht het particulier bedrijfsleven tot een kasplantje terug, stelde de scholen van missionarissen en zendelingen onder staatscontrole en maakte het onderwijs gratis. Volgens zijn rechtse vijanden was er geen sprake van dat Burnham plotseling radicaal was geworden, nee, dat was hij altijd al geweest, ook toen hij nog een masker van gematigdheid op had.
Burnhams minister van voorlichting zong me de lof van de ‘kameraad Leider’. Eindelijk is in de basisbehoeften van het volk – voedsel, kleding, behuizing – voorzien, zei ze. Op die bewering bleek veel af te dingen. Helemaal loos bleek de pretentie dat het ‘coöperatief socialisme’, als derde weg tussen communisme en (staats)kapitalisme, de hele economie zou gaan domineren. De minister voor de coöperatieve sector Desmond Hoyte kwam met bevlogen verhalen, die ik natrok in het Coöperatieve College Kuru Kuru. In die nederzetting op een uur rijden van Georgetown volgden jongeren lessen in de coöperatiekunde. Ik kreeg er van cursisten én leraren te horen dat de coöperatieve gedachte niet echt wortel had geschoten. Daarvoor zou tijd nodig zijn, veel tijd. De staat had tachtig procent van de economie in handen, en de coöperaties bijna niets.
Burnham werd verliefd op de macht. Na een grondwetswijziging die de president almachtig maakte trad hij in 1980 af als premier om diezelfde dag aan te treden als president. Alle verkiezingen onder zijn bewind stonken naar fraude. Ook financiële onkreukbaarheid was bepaald een van zijn zwakste zijdes, en hij had iets met godsdienstfanatici. De sekte Huis van Israël leverde hem vechtersbazen om demonstranten af te tuigen en bij verkiezingen de stembussen te vullen met biljetten en daardoor Burnhams partij aan de overwinning te helpen. Terwijl de economie door wanbeleid en emigratie inzakte, volgden schandalen en moorden elkaar op. Een lid van het Huis van Israël en een militair vermoordden in 1980 de briljante linkse intellectueel Walter Rodney, die niets moest hebben van Burnhams pseudo-socialisme en zijn op etnische tegenstellingen gebaseerde politiek. Opdrachtgever van de moord was premier Burnham zelf.
Ook met de Amerikaanse prediker en wonderdoener Jim Jones, leider van de sekte Peoples Temple, kon Burnham het goed vinden. In de landbouwcommune Jonestown in het noordwesten van Guyana voerde Jones een schrikbewind over de duizend Amerikaanse sekteleden. In november 1978 pleegden bijna alle leden op bevel van Jones ‘revolutionaire zelfmoord’ met vergif, en wie weigerde werd vermoord. Onder de slachtoffers waren veel kinderen. Premier Burnham zou direct na het drama geld, goud en sieraden hebben laten halen uit de gebouwen in Jonestown en uit de zakken van de lijken. Zie het artikel van John Judge uit 1985 ‘The Black Hole of Guyana: The Untold Story of the Jonestown Massacre’. Een nieuwe ramp trof Guyana in mei 2023, toen bij een brand in de slaapzaal van een meisjeskostschool twintig kinderen omkwamen.
Van oppositieleider Cheddi Jagan kreeg ik geen goed woord over zijn Bijbelse vijand Burnham te horen. Het socialisme van de een was een heel ander socialisme dan dat van de ander. Burnham, zei Jagan me, stelt de staat in dienst van zijn eigen partij, zijn politiek is sektarisch en racistisch, zijn bewind repressief. Hij vroeg me dringend om naar de plaatselijke gevangenis te gaan voor een bezoek aan Guyana’s enige politieke gevangene, een taxichauffeur die lid was van Jagans partij en zonder steekhoudende bewijzen beschuldigd werd van het doden van een politieman. Heb ik toch maar niet gedaan.
Jagan bleef oppositieleider, totdat in 1992 de eerste vrije verkiezingen werden gehouden. Hij werd prompt tot president gekozen. Als tweede eindigde de aftredende president Desmond Hoyte, dezelfde die jaren tevoren tegenover mij zo hoog had opgegeven van het coöperatieve socialisme, maar als president het kapitalisme weer had omhelsd. Ook Jagan zei als president het militante socialisme vaarwel. Zijn inmiddels sociaaldemocratisch geworden partij was in 2023 nog steeds aan de macht.
Maar er is één groot verschil tussen toen en nu: dankzij de ontdekking van enorme olievoorraden is Guyana verreweg de snelst groeiende economie van de wereld geworden. In 2022 nam het bruto binnenlands product toe met 62 procent. Het Internationaal Monetaire Fonds verwacht voor 2028 een groei van meer dan honderd procent. Als er voor de achthonderdduizend Guyanezen een aards paradijs in aanbouw is, is dit dé gelegenheid om een eind te maken aan de etnische en politieke vijandigheid tussen Afrikanen en Hindoestanen. En laten de leiders de economie diversifiëren voordat ook in Guyana de Dutch disease uitbreekt – en voordat alle fossiele brandstoffen in de ban zijn gedaan.


Suriname


Suriname heb ik na de onafhankelijkheid van 1975 twee keer bezocht, de eerste keer voor de parlementsverkiezingen van 1977. Ze zouden de laatste verkiezingen zijn voor de sergeantencoup van 1980. Ze werden gewonnen door de zittende premier Henck Arron. Er deden nog geen 125 duizend mensen aan deel. De bekendmaking van de uitslag van die verkiezingen miste ik bijna. Op verkiezingsdag reed ik met een paar collega’s naar de Marowijne op de grens met Frans-Guyana, maar op de terugweg kwamen we net te laat voor de laatste oversteek van het pontje over de Commewijne. We hebben de auto laten staan, werden door iemand in een klein bootje overgezet, konden met iemand anders meerijden en kwamen in Paramaribo aan toen de eerste uitslagen binnenliepen. Zodat ik de Volkskrant nog tijdig kon melden dat in de verkiezingen in Suriname alles nadrukkelijk bij het oude was gebleven.
Zelden is me het werken zo gemakkelijk gemaakt als in Suriname. Niet alleen kreeg ik zonder moeite iedereen met wie ik wilde spreken inderdaad te spreken, maar vaak hoefde ik er niet eens Hotel Krasnapolsky in Paramaribo voor uit, want veel mensen die ik wilde interviewen kwamen uit eigen beweging naar mij toe. In mijn gemakzucht heb ik me die graagte graag laten welgevallen, maar ze had toch iets serviel-koloniaals, en ik had meer zelf op pad moeten gaan. Ik had naar de kazernes gemoeten om daar de onrustige stemming te peilen. De coup van sergeant Desi Bouterse en zijn kompanen in 1980 tegen de regering-Arron kwam voor mij dan ook als een complete verrassing, de decembermoorden van 1982 als een donderslag. Sommigen van de vijftien slachtoffers waren mijn gast geweest in Hotel Krasnapolsky. Cynisch genoeg is Suriname vanaf dat moment voor mij definitief een deel van Latijns-Amerika geworden.


Naar het hoofdstuk 1987-1998 Italië: de tijgerkat




dinsdag 01 oktober 2024