Het Denken van Xi pleegt genocide / De Groene


De Oeigoeren zijn nog nooit zo gelukkig geweest


Het Denken van Xi pleegt genocide


De Olympische Winterspelen in China zijn vooral omstreden vanwege de massale onderdrukking van de Oeigoeren. Deze nauwelijks verkapte genocide vloeit rechtstreeks voort uit het Denken van president Xi Jinping.


Jan van der Putten


26 januari 2022 – verschenen in nr. 4


Chinese politieagenten patrouilleren bij de grens bij Altay, Xinjiang, China, 4 februari 2021© TPG / Getty Images


Dat de Oeigoeren en de andere moslimminderheden in de provincie Xinjiang gruwelijk worden onderdrukt, daarover bestaat geen enkele twijfel meer. De bewijzen zijn te overweldigend en China’s heftige ontkenningen te doorzichtig. Niet voor niets mag Michelle Bachelet, de hoge commissaris van de VN voor de mensenrechten, Xinjiang nog altijd niet in. De enigen die mogen komen kijken, maar natuurlijk wel aan het handje van de autoriteiten, zijn journalisten van bevriende dictaturen en een paar westerse influencers, die tot alles bereid zijn mits er betaald wordt.


Sinds de Tweede Wereldoorlog zijn nooit zo veel mensen in internerings- en werkkampen vastgehouden als in Xinjiang. Hersenspoeling, marteling, verkrachting, gedwongen sterilisatie: het is allemaal waar. Net als de dwangarbeid, de scheiding van kinderen van hun ouders, de bedreiging van gevluchte Oeigoeren, de chantage tegen hun familie in Xinjiang. Naar alle waarschijnlijkheid omvat de staatsterreur ook moord en orgaanroof. De fine fleur van de intelligentsia zit in de cel. Heel Xinjiang is een open gevangenis, als voorpost van de verstikkende hightech controlemaatschappij die China is geworden.


Luister naar De Groene


In De Groene Amsterdammer Podcast interviewt Kees van den Bosch Jan van der Putten over de mensenrechten in China en het Denken van Xi Jinping. Onze podcast is elke vrijdagochtend
gratis beschikbaar
.


Alle protesten tegen het schrikbewind in Xinjiang stuiten af op een door chauvinisten opgetrokken Chinese muur. De Communistische Partij en haar leger van sociale-mediapropagandisten vinden de beschuldigingen opgeklopte onzin. De lasterverhalen over genocide en misdrijven tegen de menselijkheid zijn de ‘leugens van de eeuw’, verzonnen door rabiate ‘anti-Chinese krachten’ in het Westen. De getuigen van de zogenaamde verschrikkingen in Xinjiang zijn derderangs acteurs die liegen of zijn omgekocht. De Chinese media proberen in woord en beeld – lachende Oeigoerse gezichten, dansers in klederdracht, appetijtelijk Oeigoers fruit, bucolische landschappen – te bewijzen dat de Oeigoeren nog nooit zo gelukkig zijn geweest als nu.


Dwangarbeid? De overheid heeft dankzij de beroepsopleiding die de ‘studenten’ in de ‘onderwijsinstituten en trainingscentra’ krijgen juist veel nieuwe banen gecreëerd en daarmee een eind gemaakt aan werkloosheid en armoede. China zou niet aangevallen maar juist geprezen moeten worden voor het herstel van vrede en stabiliteit in Xinjiang. Dat is te danken aan de efficiënte bestrijding van terrorisme, separatisme en religieus extremisme, de ‘drie boze krachten’ die geen enkel beschaafd land kan dulden. En als het over racisme en genocide gaat, dan moeten Amerika en de oude koloniale westerse mogendheden volgens de Chinese overheid maar eens naar zichzelf en hun eigen geschiedenis kijken.


Die beschuldiging van huichelarij raakt een gevoelig punt. Als er ooit een gevangenenkamp voor moslims is geweest, merkte het Chinese ministerie van Buitenlandse Zaken op, dan is het Guantánamo op Cuba. Veel Amerikaanse aantijgingen doen inderdaad denken aan de pot en de ketel. De veroordeling van de schending van de mensenrechten van de Oeigoeren is volgens China behalve onzinnig ook volkomen hypocriet, want zelf schenden de Amerikanen zowel in eigen land als wereldwijd sinds jaar en dag de meest elementaire rechten. Onder het mom van de mensenrechten proberen ze China zo veel mogelijk te beschadigen. Bijvoorbeeld door een verbod in te stellen op de import van Chinese goederen, tenzij met zekerheid vaststaat dat er geen Oeigoerse dwangarbeid aan te pas is gekomen.


Overigens blijft China zelf qua hypocrisie niet achter. Beijing verwijt Washington met zijn diplomatieke boycot de Olympische sport te politiseren, maar zelf heeft het om politieke redenen – de sovjet-invasie van Afghanistan – de Spelen van 1980 in Moskou geboycot. De Spelen van 2008 in China waren een kolossale politieke operatie, en ook de Winterspelen van 2022 moeten de wereld laten zien dat ze er een supermacht bij heeft gekregen.


Wie denkt aan mensenrechten in China denkt aan hypocrisie. Vraag maar aan de sponsors van de Spelen in China, aan regeringen van vele westerse landen, aan grote westerse sportclubs, aan internationale bedrijven en organisaties met belangen in China. Zolang het hun niets kost belijden ze hun geloof in de mensenrechten, maar als de Partij of Chinese chauvinisten zich door hen beledigd voelen, weten ze niet hoe snel ze de gewraakte teksten moeten herroepen. Door de 1,4 miljard gekrenkte Chinezen hun oprechte excuses aan te bieden hopen ze economische represailles van China te ontlopen. De Olympische sponsors en het Internationaal Olympisch Comité zal zoiets niet overkomen, want kritiek die je niet levert hoef je ook niet in te slikken. Het IOC is met Beijing vier handen op één buik. Het pretendeert apolitiek te zijn en heeft daarom over de genocide in Xinjiang geen mening.


Een door China georganiseerd Internationaal Democratie Forum, het Chinese antwoord op president Bidens Top voor de Democratie, concludeerde vorige maand dat de democratie in China ver superieur is aan die van Amerika. De mensenrechten zouden in China – waar mensenrechtengroepen onderafdelingen zijn van de Partij, net als alle andere organisaties en instituties – veel beter zijn gewaarborgd dan in de VS. Hoe dan ook, volgens China hebben de Amerikanen niet het patent op de democratie en al helemaal niet het recht om kritiek te hebben op China’s binnenlandse aangelegenheden.


De verontwaardiging in Amerika over de behandeling van de Oeigoeren verenigt Republikeinen en Democraten, maar is ze ook oprecht? Vanouds tellen morele overwegingen in de buitenlandse politiek alleen wanneer ze te pas komen. De afkeer van China is zo groot en de angst door dat land te worden overvleugeld zo hevig dat over de Verenigde Staten een collectieve Koude-Oorlogsgeest is vaardig geworden. ‘Onze relatie met China’, zei Bidens minister van Buitenlandse Zaken Antony Blinken bijna een jaar geleden, ‘zal concurrentiegericht zijn als het past, coöperatief als het kan, conflictueus als het moet’. Maar er blijkt weinig te zijn dat past of kan. Conflicten beheersen de Amerikaanse relatie met China.


Indamming van China is het enige grote thema waarin Republikeinen en Democraten elkaar kunnen vinden. En daarvoor is het Oeigoerse drama uitstekend bruikbaar, net als de vertrapping van de democratische beweging in Hongkong, de voortdurende onderdrukking in Tibet, het totale gebrek aan vrijheden in heel China, de treurige situatie van de mensenrechten. Maar deze nauwelijks verborgen Amerikaanse agenda doet aan die drama’s niets af. De gruwelen in Xinjiang staan buiten kijf. De vraag is niet meer zozeer wat de Oeigoeren wordt aangedaan, maar waarom dat gebeurt. Daarvoor moet je je verdiepen in het belang van Xinjiang voor China, in de Chinese geschiedenis en in het Denken van Xi Jinping.


De Volksrepubliek wil koste wat het kost voorkomen dat Xinjiang zich afscheidt. Als dat gebeurt, dan verliest ze een gebied dat bijna een zesde van heel China beslaat. Xinjiang, zo groot als West-Europa maar met slechts 26 miljoen inwoners, is voor China van cruciaal belang, zowel om strategische als om economische redenen. Het ligt in het hart van Centraal-Azië en grenst aan acht landen. In sommige daarvan zijn moslimterroristen en Oeigoerse militanten actief.


In het grootste en belangrijkste buurland, Kazachstan, wonen zo’n tweehonderdduizend Oeigoeren. Voordat daar eerder deze maand de vlam in de pan sloeg waren er al felle anti-Chinese demonstraties, vooral gericht tegen de onderdrukking van Oeigoeren en etnische Kazachen in Xinjiang, de verplaatsing van vervuilende Chinese fabrieken naar Kazachstan, de Chinese economische expansiedrang en de gewoonte van de Kazachse regering om de hielen van haar economische meester Xi Jinping te likken.


De protesten in Kazachstan zijn volgens China het werk van terroristen. Om hen te bestrijden zouden de Kazachse autoriteiten een voorbeeld moeten nemen aan de Chinese aanpak in Xinjiang. Kazachstan, de grootste economie van Centraal-Azië, is ook een van China’s grootleveranciers van olie en gas en ’s werelds grootste producent van uranium. Een vijandige regering in zo’n land kan China zich niet veroorloven. Mede daarom zal het Xinjiang, dat met Kazachstan een grens deelt van 1533 kilometer, nooit prijsgeven.


Geschiedschrijving dient hetzelfde doel als de journalistiek: propaganda voor de Partij


Daar komt bij dat Xinjiang, een gebied van woestijnen, oases, steppen, bergen en gras- en bouwland, zelf vele grondstoffen levert, vooral olie en gas, die via pijplijnen dwars door China de economische gigant Shanghai van energie voorzien. Xinjiang is ook grootleverancier van zonnepanelen. De Nieuwe Zijderoute, alias het Belt and Road Initiative, loopt net als de noordelijke tak van de klassieke Zijderoute dwars door Xinjiang naar Kazachstan en vandaar naar Europa. Het gaat om Xi’s troetelproject voor mondiale economische en vooral geopolitieke expansie. Xinjiang opgeven? De gedachte alleen al is voor China absurd.


Chinese politie agent bij een wegversperring naar wat de Chinese overheid noemt een “centrum voor beroepsonderwijs” voor Oergoeren in Yining, Xinjiang, China, 4 september 2018© Reuters/ Thomas Peter


De naam Xinjiang klinkt koloniaal – de letterlijke betekenis is Nieuwe Grens – en roept het beeld van een invasie op. Maar dat is geen argument in een land waar historische feiten alleen tellen als ze passen in de politieke behoeften van het moment. Geschiedschrijving in China is nooit een speurtocht naar de feiten geweest, maar naar de manier waarop het verleden kan worden gemanipuleerd om belangen van nu te dienen. Lang voor Orwell, Trump en Baudet was de Chinese Communistische Partij al zeer bedreven in newspeak, fake nieuws en het produceren van alternatieve feiten. Geschiedschrijving dient hetzelfde doel als de journalistiek: propaganda voor de Partij. Pas nog is de honderdjarige geschiedenis van de Partij herschreven ter meerdere verheerlijking van Xi Jinping. Voor alle studerenden en partijleden is het verplichte kost.


Voor onafhankelijke historici is China’s claim op Xinjiang even omstreden als de aanspraken op Tibet, Taiwan, de Zuid-Chinese Zee, de Japanse Senkaku-eilandjes in de Oost-Chinese Zee en de grensgebieden in het noorden van India en Bhutan. In al die conflicthaarden zijn volgens Beijing Chinese ‘kernbelangen’ in het geding, wat betekent dat er nooit ofte nimmer over China’s aanspraken kan worden onderhandeld.


De aanspraken op Xinjiang dateren van tweeduizend jaar geleden, toen de Chinese keizer een leger naar het Verre Westen stuurde om de nomaden te onderwerpen. Op het toen gestichte Protectoraat over de Westelijke Regio’s, dat reikte tot in Kazachstan, baseert China zijn koloniale aanspraken op Xinjiang. In de achtste eeuw veroverde Tibet het zuiden van de regio en de Oeigoeren het noorden. Dit laatste gebied maakte deel uit van een reusachtig Oeigoers steppenrijk, dat zich uitstrekte van het huidige Oezbekistan via de Gobiwoestijn tot het uiterste oosten van Siberië. Na bijna een eeuw stortte dit imperium in.


De oorsprong van de Turkstalige Oeigoeren ligt rond 2000 v. Chr. in Mongolië. Veel later vermengden ze zich met de Tocharen, een volk dat een Indo-Europese taal sprak. Ze bekeerden zich tot het manicheïsme, een Perzische vorm van christendom. Daarna omhelsden ze het boeddhisme, en weer later, in de tiende eeuw, de islam. Dit werd de kern van de huidige Oeigoerse identiteit. Hun gebied werd deel van het door Dzjengis Khan gestichte Mongoolse wereldrijk. Een kleinzoon van Khan veroverde China en stichtte een nieuwe keizersdynastie, de Yuan. Formeel werden de Oeigoeren daardoor Chinese onderdanen, maar de Yuan-keizers werden door de Chinezen zelf als usurpatoren gezien en in 1368 na een heerschappij van nog geen eeuw verjaagd.


China’s laatste dynastie, de Qing, wist het land groter te maken dan het ooit was geweest. Daarvoor werden alle middelen gebruikt, vooral oorlog en massamoord. De Qing-keizer Qianlong zette zijn zinnen op het immense gebied in Midden-Azië ten noordwesten van China’s toenmalige grensprovincies. De steppen ten noorden van de majestueuze bergketen Tianshan (‘Hemelbergen’) behoorden toe aan de Dzjoengaren, een nomadisch volk van Mongolische origine. In het Tarimbekken ten zuiden van de Tianshan woonden Oeigoerse boeren in de oases van de genadeloze Taklamakan-woestijn.


Vrijwel de gehele bevolking van Dzjoengarije, ongeveer een miljoen mensen, werd op keizerlijk bevel uitgemoord. De overlevenden werden tot slaaf gemaakt of gedeporteerd. De slachtoffers, vond de keizer, waren ‘barbaren, die de beschaving de rug hadden toegekeerd’. Hun uitroeiing was volgens hem noodzakelijk geworden om de politieke stabiliteit te handhaven – hetzelfde argument dat ook nu gebruikt wordt. Genocide is in dit gebied dus niet nieuw. Na de verovering in 1759 verenigde de keizer de noordelijke steppen met de zuidelijke woestijn. Het ontvolkte Dzjoengarije werd herbevolkt met Han-Chinese boeren. In dat gebied werd de hoofdstad gebouwd, Ürümqi. De Oeigoeren bleven nog grotendeels wonen in hun oases.


Een eeuw na de verovering begon de eerste grote Oeigoerse opstand. Aanleiding was de massale verkrachting van Oeigoerse vrouwen door Chinese soldaten en functionarissen. De rebellie werd onderdeel van een grote moslimrebellie in Noord-China, die zo’n twintig miljoen mensen het leven heeft gekost. In 1877 wist China de opstand de baas te worden. Daarna werd het noordwestelijke grensgebied officieel de Chinese provincie Xinjiang. Maar inmiddels was de doodsstrijd van de laatste keizersdynastie begonnen. Met de revolutie van 1911 ging het keizerrijk ter ziele en begonnen nieuwe troebelen.


Direct wierpen Tibet en Mongolië het Chinese juk af. In 1933 volgden de Oeigoeren hun voorbeeld en stichtten de Republiek Oost-Turkestan. Die heeft niet langer dan vijf maanden bestaan. In 1944 werd met de beslissende hulp van de Sovjet-Unie de Tweede Republiek Oost-Turkestan geboren, die vijf jaar later door de splinternieuwe Volksrepubliek China werd geliquideerd. Het jaar daarna was Tibet aan de beurt, een annexatie die de annalen van de Communistische Partij is ingegaan als de ‘vreedzame bevrijding van Tibet’.


Tijdens de burgeroorlog tussen communisten en nationalisten had Mao Zedong de etnische minderheden beloofd dat ze onafhankelijk mochten worden als hij zou winnen. Eenmaal aan de macht liet hij een studie uitvoeren naar de etnische opbouw van de Chinese bevolking, waarna 56 etnische groepen officieel werden erkend. Verreweg de grootste groep vormen de Han, die hun naam ontlenen aan de roemruchte Han-dynastie van tweeduizend jaar geleden; 92 procent van de Chinezen behoort tot de Han, de grootste etnische groep van de wereld. De meeste minderheden wonen in dunbevolkte gebieden. Deze omsluiten het Han-Chinese kernland als een hoefijzer, dat nog altijd dienstdoet als een reusachtige buffer ter bescherming van het kernland. De woongebieden van de vijf belangrijkste minderheden kregen de status van autonome regio. Zelden heeft autonomie zo weinig voorgesteld. Waarom?


Chinese tanks in de stad Urumqi in Xinjiang, China, 12 juli 2009© David Gray / Reuters


Na de val van de Qing-dynastie en daarmee van het keizerrijk claimde de Republiek China alle gebieden die onder het gezag van de Qing hadden gestaan. De Volksrepubliek probeerde onverminderd aan die claim vast te houden, maar Mao moest Buiten-Mongolië (het huidige Mongolië) en gebieden in het huidige Kazachstan prijsgeven omdat hij anders in oorlog kwam met Stalin. De ‘bevrijding’ van Taiwan, waar de nationalistische leider Chiang Kai-shek zich had gebarricadeerd in afwachting van de herovering van continentaal China, stelde Mao uit omdat Amerika anders hard zou toeslaan. De Chinese eis dat Taiwan ‘herenigd’ wordt met het ‘moederland’ begint nu steeds meer op een ultimatum te lijken.


Nu China overal ‘vijandige krachten’ ontwaart, is bijna alles een kwestie van nationale veiligheid geworden


Discussie over de claims van de etnische minderheden is even onmogelijk als onderhandelen over China’s territoriale claims. Ze mogen de provinciale gouverneur leveren, maar nooit de echte machthebber, de provinciale partijleider. Dat is altijd een Han-Chinees. Officieel zijn alle bevolkingsgroepen gelijk en etnische harmonie het ideaal. Vergeet het. De doorsnee Han ziet de honderd miljoen niet-Han-Chinezen als simpele zielen met weinig ontwikkeling en cultuur. Het zijn eigenlijk barbaren, die geen deel hebben aan de superieure Chinese beschaving. Het enige wat ze te bieden hebben zijn hun folkloristische gebruiken, die een toeristische attractie vormen.


Sinds jaar en dag stimuleert de – uiteraard door Han-Chinezen geleide – Partij de migratie van Han naar de woongebieden van de niet-Han, die daardoor ook op hun eigen grondgebied in de minderheid worden gedrongen. Om die massaverhuizing mogelijk te maken werden links en rechts spoorlijnen aangelegd. Toen Xinjiang in 1949 werd geannexeerd, maakten de Oeigoeren nog 76 procent van de bevolking uit en de Han zes procent. Inmiddels zijn er spoorlijnen en snelwegen en is het percentage Oeigoeren gezakt tot 42 en dat van de Han gestegen tot veertig.


Net als de andere minderheden zijn de Oeigoeren altijd behandeld als tweederangsburgers met minder rechten en meer plichten. De goede banen zijn er voor de Han. Overheidssteun gaat bij voorkeur naar Han-bedrijven. In Xinjiang heerst geen etnische harmonie, maar racisme en apartheid. Het koloniale optreden van de overheid wekte verzet en stimuleerde het separatisme, waarop grotere repressie volgde. Sporadisch grepen sommige Oeigoeren naar geweld. Overkill van militairen en politie was het antwoord. Een klein aantal Oeigoeren sloot zich aan bij islamitische extremistische bewegingen in het Midden-Oosten, een veel groter aantal ging ijveren voor onafhankelijkheid of in ieder geval een reële in plaats van fictieve autonomie.


Dankzij 9/11 slaagde de Chinese regering erin Amerikaanse steun te krijgen voor haar strijd tegen het Oeigoerse terrorisme, of wat daarvoor doorging. De islam ging gelden als de grote motor achter terrorisme en separatisme. Deze subversieve religie moest dus worden aangepakt, net zoals dat al sinds vele jaren gebeurt met het Tibetaanse boeddhisme, het werktuig waarmee de dalai lama Tibet zou willen losmaken van China. In Xinjiang was het effect aanvankelijk tegendraads. Gewelddaden, soms uitgelokt door de politie, volgden elkaar op, niet alleen in Xinjiang maar ook voor de ingang van de Verboden Stad in Beijing en in 2014 ook in Kunming, bijna 3700 kilometer verderop.


Volgens recent onthulde documenten was het Xi Jinping zelf die na dat laatste bloedbad, waarin 31 mensen omkwamen, de strategie schetste die sinds 2017 volop is uitgevoerd. Geen moeite mocht worden gespaard, zei Xi, om te voorkomen dat het terrorisme zich over heel China zou uitbreiden. Het religieuze extremisme kon alleen door heropvoeding worden uitgeroeid. Langdurige vrede en stabiliteit zijn gefundeerd op ‘bevolkingsproportionaliteit en bevolkingszekerheid’.


Xi bedoelde dat er in Xinjiang te veel Oeigoeren en te weinig Han waren. Dit jaar moeten er driehonderdduizend Han-kolonisten bij zijn gekomen. Xi zelf gaf bevel het aantal geboorten onder de Oeigoeren in te dammen door hun voorkeursbehandeling – etnische minderheden mochten meer dan één kind krijgen – af te schaffen. Inmiddels is een driekindpolitiek ingevoerd en tegen de Oeigoeren een drastischer geboortebeperkingsmethode ingezet: gedwongen sterilisatie.


Dit tegen de Oeigoeren ontketende terrorisme moet verschillende doelen dienen, die allemaal voortvloeien uit de doctrine die in China staatsgodsdienst is geworden: het Denken van Xi Jinping over het Socialisme met Chinese Kenmerken voor een Nieuw Tijdperk. Dankzij die gedachte kan de ‘Chinese Droom’ van de leider worden verwezenlijkt. De nieuwe era wordt in Xi’s woorden gekenmerkt door de ‘verjonging van de Chinese natie’. Als je alle tierelantijnen van dit totalitaire Denken weghaalt, houd je drie kernideeën over: China moet weer de machtigste natie van de wereld worden, de Communistische Partij moet altijd aan de macht blijven, en Xi Jinping moet aanblijven als absolute leider tot hij erbij neervalt. Dit zijn de drijfveren van alle maatregelen die Xi tot nu toe genomen heeft, ook die tegen de moslimbevolking van Xinjiang.


China’s nieuwe Grote Stuurman zei in 2014 dat het Belt and Road Initiative een stabiele veiligheidssituatie in eigen land vereist. Als de onrust in Xinjiang niet wordt aangepakt, dreigt de Nieuwe Zijderoute niet naar de wereldhegemonie te leiden maar naar crisis en chaos. Nu China overal in binnen- en buitenland en in de cyberspace ‘vijandige krachten’ ontwaart, is ongeveer alles een kwestie van nationale veiligheid geworden. Als die niet gegarandeerd is, komt de sociale stabiliteit in gevaar en daarmee ook de legitimiteit van de Partij.


Stabiliteit probeert Xi op twee manieren te bereiken: door de carrot van de economische ontwikkeling en de stick van de repressie. Het doel van de onderdrukking, en dat geldt niet alleen voor de Oeigoeren maar voor heel China, is het creëren van politieke eenvormigheid, met de bedoeling dat iedereen het Denken van Xi omhelst. Dit vereist een verregaande centralisatie en strakke ideologische controle. Grote mogendheden komen ten val, vindt Xi, als het centrale gezag macht en respect verliest. Het grote afschrikwekkende voorbeeld voor hem is de Sovjet-Unie.


De afgedwongen gelijkschakeling doet zich overal in de maatschappij voor, van de politiek tot het onderwijs, van de economie tot de cultuur. Het maatschappelijke middenveld dat zich onder Xi’s voorganger Hu Jintao vanuit het niets snel had ontwikkeld, bestaat niet meer. Censuur en controle zijn ongekend versterkt. De laatste kritische journalisten en wetenschappers zijn tot zwijgen gebracht. De vijf toegestane godsdiensten verkondigen onder het slagwoord ‘sinificatie’ tegenwoordig de heilsleer van Xi Jinping, terwijl de gelovigen die hun godsdienst trouw blijven zwaar worden vervolgd. In Hongkong is de democratische beweging gesmoord. De Han-Chinese talen en dialecten en de talen van de minderheden moeten wijken voor het Mandarijn.


De etnische minderheden moeten zich versmelten met de Han, zodat een uniforme Chinese identiteit ontstaat met een uniforme ideologie. Zelfs de schijn van autonomie wordt niet meer opgehouden. De minderheden moeten worden geassimileerd aan de Han-Chinese cultuur en definitief onderworpen aan het Han-Chinese gezag. Deze sinificatie, een vorm van etnische zuivering, gebeurt op tal van manieren, maar steeds gaat het erom de etnische identiteit aan te tasten, te verzwakken en ten slotte uit te roeien.


Daarom is de religieuze vervolging in Tibet en Xinjiang steeds heftiger geworden. Ze roept herinneringen op aan de Culturele Revolutie. Het wettelijk gegarandeerde gebruik van de eigen taal wordt van hogerhand steeds meer tegengewerkt of regelrecht verboden. In 2020 werden in Binnen-Mongolië, waar de Han-Chinezen al veruit in de meerderheid zijn, op Mongolische scholen nieuwe schoolboeken ingevoerd, die niet meer in het Mongolisch maar in het Mandarijn zijn geschreven. De burgeropstand die volgde werd hard de kop ingedrukt, waarna de Partij de culturele en ideologische controle verder verscherpte.


Een andere assimilatiemethode is armoedebestrijding. In Tibet zijn daardoor veel nomaden stadsbewoners geworden, waardoor ze hun eigenheid hebben verloren en gemakkelijker te controleren zijn. Weer een andere methode is de kinderen scheiden van hun ouders en ze dan onderbrengen in kostscholen, waar ze worden omgeschoold tot communisten en gewone Chinezen.


Nergens zijn de methodes om Xi’s ‘etnische harmonie’ tot stand te brengen zo vergaand, zo wreed en zo onmenselijk als in de gemilitariseerde provincie Xinjiang. Ze zijn ontworpen en uitgevoerd door de provinciale partijleider Chen Quanguo, die als partijbaas van Tibet grote ervaring op het gebied van culturele genocide had opgedaan. Eind december werd hij vervangen, waarschijnlijk om door Xi met een nog hogere functie te worden beloond. Hoe meer de etnische verschillen worden geëlimineerd, des te harder kan Xi werken aan de verwezenlijking van zijn Chinese Droom: de verjonging van de natie en de sinificatie van de hele wereld.




zondag 30 januari 2022

Klik hier