‘Wǒ shì hélán rén’ / Argus


Argus nr. 100 - 13 april 2021


‘Wȏ shì hélán rén’


door JAN VAN DER PUTTEN


Zal in de toekomst iedereen op aarde Chinees spreken? Goeie vraag. Maar er gaat een andere aan vooraf: zullen de Chinezen zelf in de toekomst allemaal Chinees kunnen spreken? Hoezo, zijn er dan Chinezen die geen Chinees kennen? Ja, die zijn er nog. Maar waarschijnlijk niet erg lang meer, want de overheid is druk doende de minderheidstalen uit te roeien.


Waarschuwing vooraf: ‘het’ Chinees bestaat niet. Wat wij Chinees noemen, is China’s officiële taal, het Standaardmandarijn, alias Putonghua (‘Gemeenschappelijke taal’). Dat is het dialect dat de Mandarijnen aan het keizerlijk hof in Peking spraken. Het Mandarijn is een van de zeven – of negen, of veertien, de geleerden zijn het er niet over eens – Chinese talengroepen. Een andere bekende talengroep is het Kantonees. Het Mandarijn omvat vier subgroepen met samen zo’n honderd dialecten.


De Chinese talen wijken vaak net zo sterk van elkaar af als het Nederlands van het Noors, en ook kunnen sprekers van verschillende dialecten binnen dezelfde talengroep elkaar vaak niet verstaan. Nog miljoenen mensen spreken alleen hun eigen Chinese taal of dialect. En daarnaast zijn er in China tientallen niet-Chinese talen, zoals het Oeigoers, het Mongools, het Koreaans, het Tibetaans, het Mantsjoe en andere talen van etnische minderheden.


President Xi Jinping moet van die etnische en linguïstische lappendeken niets hebben. Sinds hij de absolute macht heeft, is het afgelopen met de tolerantie voor taal en cultuur van de minderheden. Want diversiteit is gevaarlijk in een systeem waarin loyaliteit aan het moederland, dat wil zeggen aan Xi, centraal staat. In de Chinese context is loyaliteit bijna een ander woord voor uniformiteit. De minderheden moeten worden geassimileerd aan de Han-Chinese meerderheid (92 procent van de bevolking). Ze mogen hun dansjes en liedjes voorlopig nog blijven uitvoeren, want die zijn toeristisch uit te baten. Maar hun religie moeten ze inwisselen voor de eredienst aan Xi, hun cultuur voor die van de Han en hun taal voor het Standaardmandarijn. Dankzij die gedwongen assimilatie, die onder de Oeigoeren de vorm van genocide heeft aangenomen, kan het niet zo lang meer duren of alle 1,4 miljard inwoners van China zullen dezelfde taal spreken, om daardoor gemakkelijker dezelfde gedachten te denken. Waarna de bovengenoemde vraag aan de orde komt: zal dit geünificeerde Chinees over tien jaar de mondiale lingua franca worden?


Lingua franca. Frankentaal. De term alleen al bewijst dat er vóór het Engels andere wereldtalen in zwang waren. Het Aramees bijvoorbeeld. Het Grieks. Het Syrisch. Het Latijn, nog tot diep in de negentiende eeuw gesproken aan de Leidse universiteit. Het Frans, nog altijd de officiële taal van het Corps Diplomatique, dat niemand waagt om te dopen tot Diplomatic Body, laat staan tot Wàijiāo Shǐ Tuán. Dat het Engels wereldtaal is geworden, heeft het natuurlijk te danken aan Amerika’s dominante positie sinds het eind van de Tweede Wereldoorlog op ongeveer alle gebieden. In vergelijking met zijn voorgangers is het Engels als Frankentaal nog piepjong. Maar nu China zo te zien onstuitbaar oprukt als economische, technologische, militaire en geopolitieke wereldmacht, kunnen we ons afvragen of la langue de Shakespeare binnenkort aan het eind van haar wereldwijde Latijn zal zijn. Moeten we ons niet op de studie van het Standaardmandarijn storten als we de historische boot niet willen missen?


Yīgè hěn hǎode zhǔyì, een uitstekend idee. Maar dan moeten we vandaag nog beginnen, anders komen we, als de Chinese nood aan de man komt, niet verder dan wat gehakkel. Maar zelfs je leven lang Chinees studeren biedt geen enkele garantie dat je je goed verstaanbaar kunt maken. De kans is groot dat je Chinese gesprekspartner je een groot compliment geeft voor je geweldig goede Chinees omdat je zo leuk nihao en wȏ shì hélán rén (ik ben Nederlander) kunt zeggen, en vervolgens verdergaat in het Engels, want het valt Chinezen een stuk makkelijker om Engels te leren dan westerlingen Chinees. In China is Engels al op de lagere school een verplicht vak. Vanwege het gebrek aan praktische oefening en de angst voor fouten en het daaraan gekoppelde gezichtsverlies komen de meeste Chinezen met hun Engels niet ver. Maar met hen komt de gemiddelde buitenlander niet in aanraking.


Op Nederlandse middelbare scholen krijgen nu zo’n 3300 leerlingen Chinese les. Sinds drie jaar is het ook een eindexamenvak. Dat is mooi. Maar het is nog altijd bijna niets, en als je na je schooltijd je Chinees niet goed bijhoudt, ben je het binnen de kortste keren vergeten. Het selecte aantal westerse studenten dat in China zelf Chinees leert, is vanwege corona gereduceerd tot nul. China’s belabberde internationale reputatie maakt het onwaarschijnlijk dat na corona de belangstelling sterk zal opleven. Nog niet zo lang geleden huurden veel rijke Amerikanen een Chinese nanny in die hun spruit de taal van de toekomst moest leren. Tegenwoordig is dat politiek niet correct meer, want China is de vijand die de Amerikanen klein wil krijgen voordat het omgekeerde gebeurt.


Ook zit er lelijk de klad in de Confucius-instituten. Ze hadden de wereld bekend moeten maken met de Chinese taal en cultuur, maar na een vliegende start wordt het ene na het andere ontmaskerd als propaganda- en censuurinstrument van de Communistische Partij en gesloten. In Nederland is het Confucius-instituut in Leiden al opgeheven, terwijl de toekomst van het instituut in Groningen onzeker is.


Het schiet dus niet echt op met de uitbouw van het Standaardmandarijn Chinees tot de lingua franca van de 21ste eeuw. Maar beleefd als ze zijn vinden Chinezen het al heel mooi als je nihao en wȏ shì hélán rén kunt zeggen.




zaterdag 17 april 2021

Klik hier