Latijns-Amerika is weer van de militairen: Terug van nooit weggeweest / De Groene Amsterdammer


Latijns-Amerika is weer van de militairen


Terug van nooit weggeweest


Na een relatief rustige periode maakt in veel Latijns-Amerikaanse landen het leger opnieuw de dienst uit. Generaals en kolonels spelen de hoofdrol of voeren vanuit de coulissen de regie. Zo is het altijd al geweest.


Jan van der Putten


18 november 2019 – verschenen in nr. 47


 


In Bolivia is de president door het leger afgezet. In Chili zijn tanks en soldaten ingezet tegen de demonstranten. De president van Brazilië maakt van zijn heimwee naar de laatste militaire dictatuur geen enkel geheim. Zijn collega van Venezuela wordt door de generaals in het zadel gehouden. In Mexico en Midden-Amerika zijn de militairen belast met politietaken. Het leger is op het Latijns-Amerikaanse politieke toneel terug van nauwelijks weggeweest. Is de geschiedenis zich aan het herhalen?


Sinds het einde van Latijns-Amerika’s koloniale tijd zijn de generaals en kolonels niet van het politieke podium weg te slaan. Nu eens spelen ze de hoofdrol, dan weer voeren ze vanuit de coulissen de regie. In een andere ex-kolonie daarentegen, de Verenigde Staten, is geen enkele president ooit door een militair verdreven. Dat komt, kort door de bocht, doordat de VS een ander koloniaal bewind hebben gekend dan Latijns-Amerika. De kolonisten uit Noordwest-Europa legden zich toe op handel en economische ontwikkeling, terwijl de Spanjaarden en Portugezen hun koloniën zo veel mogelijk leegplunderden.


De politieke onafhankelijkheid van de Latijns-Amerikaanse landen bracht geen grote verandering in de machtsstructuur. De drie machtspijlers bleven dezelfde: het grootgrondbezit, het leger en de kerk. Een grootgrondbezitter moest daarom minstens drie zoons hebben: een om hem als landeigenaar op te volgen, de tweede om generaal en de derde om bisschop te worden. Er verschenen kapers op de kust: een opkomende middenklasse van handelaren en industriëlen en een arbeidersklasse. Politiek geweld, bloedbaden en zelfs burgeroorlogen waren het gevolg. Vrijwel steeds waren het de militairen die de gevestigde orde herstelden. En als zij het niet deden, dan deden de Verenigde Staten het wel, want de Monroe-doctrine van 1823, oorspronkelijk bedoeld om de Europese koloniale machten van het westelijk halfrond te weren (‘Amerika voor de Amerikanen’), werd door Washington steeds meer gebruikt om de landen in Uncle Sam’s achtertuin in het gareel te houden.


In de Koude Oorlog geeft het Pentagon de legers van Latijns-Amerika een belangrijke rol: het bezweren van het overal loerende communistische gevaar. Daartoe wordt in 1946 in de Amerikaanse Panamakanaal-zone de School of the Americas opgericht voor de opleiding van jonge Latijns-Amerikaanse officieren tot dictators en folteraars. In Guatemala begint de democratisch gekozen president Jacobo Árbenz braakliggende gronden van de Amerikaanse bananenreus United Fruit te onteigenen. De CIA brengt een invasieleger op de been, dat in 1954 een coup pleegt. Het is het begin van een burgeroorlog van veertig jaar, waarin het regime bloedbad na bloedbad aanricht en genocide pleegt op de indiaanse bevolking, dit alles met de onverminderde steun van de Verenigde Staten.


De Cubaanse revolutie van 1959 werkt enorm inspirerend op de Latijns-Amerikaanse jeugd en doet in Washington alle alarmbellen rinkelen. Op de School of the Americas wordt een nieuw cursusvak ingevoerd: training in antiguerrilla-operaties. De leerlingen krijgen ingepeperd dat voor hen als toekomstige leiders van hun land slechts één waarde moet gelden: de nationale veiligheid, voorwaarde voor sociale rust, politieke stabiliteit en economische ontwikkeling. Degenen die veranderingen willen, brengen de nationale veiligheid in gevaar. De belagers van dit hoogste goed zijn communisten of filo-communisten en moeten worden geëlimineerd. Deze doctrine is ontwikkeld op de militaire academie van Brazilië, en in Brazilië wordt ze voor het eerst grootschalig in praktijk gebracht na de militaire staatsgreep van 1964.


Het Braziliaanse voorbeeld maakt school in Argentinië, Bolivia, Uruguay, Chili, en nogmaals Argentinië. De atypische putsch in Peru van 1968 brengt een regime van hervormingsgezinde militairen aan de macht, dat zeven jaar later in een nieuwe staatsgreep tot de pro-Amerikaanse orde wordt geroepen. De al bestaande rechtse dictaturen worden versterkt. Alleen in Colombia en Venezuela is geen staatsgreep nodig, en Costa Rica heeft, een unicum in Latijns-Amerika, geen leger.


De coup in Chili (1973) en de tweede coup in Argentinië (1976) maak ik van heel nabij mee. Het voorspel van deze laatste machtsgreep begint op 25 mei 1973. Samen met een miljoen juichende Argentijnen sta ik op de Plaza de Mayo in het hart van Buenos Aires. In de Casa Rosada, het presidentiële paleis dat het plein domineert, geeft de dan tien jaar oude militaire dictatuur zich formeel gewonnen als generaal Alejandro Agustín Lanusse de macht overdraagt aan een democratisch gekozen burger, de door Perón naar voren geschoven tandarts Héctor Cámpora. Even later verschijnt Cámpora op het door Juan en Eva Perón beroemd gemaakte balkon. De menigte wordt uitzinnig. De juichende yell klinkt in mijn oren nog altijd na: ‘Se van, se van, y nunca volverán’, ‘ze gaan weg, ze gaan weg, en ze komen nooit meer terug’. ‘Ze’, dat zijn natuurlijk de militairen.


Maar het duurt nog geen drie jaar of ze zijn er weer. Ik word door de Belgische radio uit mijn bed gebeld: ‘Er schijnt bij jou een staatsgreep te zijn.’ Met de coup van generaal Videla begint de bloedigste dictatuur in de Argentijnse geschiedenis. Vrienden verdwijnen spoorloos, zelf weet ik met moeite te ontsnappen. Zes jaar later sta ik opnieuw op de Plaza de Mayo, opnieuw midden in de menigte. Er worden muntjes gegooid naar de muren van de Casa Rosada. Het zijn de judaspenningen van het verraad: het verraad van de generaals die eerst hun regime willen redden door de Malvinas/Falkland-eilanden te bezetten en zich vervolgens overgeven aan Thatcher.


Er wordt gejuicht: ‘Ze gaan weg en ze komen nooit meer terug.’ ‘Ze’, dat zijn de militairen


Het zinken van deze nationalistische reddingsboei is het begin van het einde van de militaire dictatuur in 1983. Ook in de rest van het continent moeten de dictaturen een voor een het veld ruimen. De VS hebben er geen behoefte meer aan, want met het einde van de Koude Oorlog is het communistische gevaar geweken. De democratie moet slagen waar de dictaturen zijn mislukt. Een nieuwe cyclus in de getourmenteerde Latijns-Amerikaanse geschiedenis is begonnen.


Na alle onderdrukking en volksopstanden kiezen de mensen niet voor de revolutie maar voor de bekende weg. De nieuwe democratieën slaan de door Pinochet, Reagan en Thatcher gebaande weg van het neoliberalisme in. De rijken worden rijker op kosten van de armen. De crisis van dit antidemocratische, subversieve systeem komt hier eerder dan in de westerse wereld, maar de sociale en economische ravages zijn veel groter. Het continent rebelleert massaal.


In de jaren rond de eeuwwisseling kiezen acht van de tien Spaans- en Portugeestalige landen linkse leiders tot president. Ze zijn van divers pluimage, van sociaal-democraten tot socialisten en radicale populisten: Chávez in Venezuela, Kirchner in Argentinië, Lula in Brazilië, Vázquez in Uruguay, Morales in Bolivia, Bachelet in Chili, Correa in Ecuador, Lugo in Paraguay, en misschien moeten Alan García van Peru en als laatkomer López Obrador van Mexico aan dit lijstje worden toegevoegd. Opvallend afwezig is opnieuw Colombia.


Op de leiders van deze ‘roze golf’ is veel kritiek mogelijk. Sommigen blijken nauwelijks minder corrupt dan hun voorgangers. Anderen ontpoppen zich tot autoritaire figuren die tegenspraak moeilijk kunnen dulden en sluiten zich daarmee aan bij een oude Latijns-Amerikaanse traditie. Er zitten ouderwetse caudillos onder, die dankzij hun charismatische gezag door de massa’s geadoreerd worden, naast voorzichtige reformisten die weinig klaar krijgen. Maar bijna allemaal hebben ze het economische tij geweldig mee. Ze kunnen immers profiteren van een ongekende hausse van de grondstofprijzen op de wereldmarkt. Daarmee worden vooral in Brazilië, Bolivia, Venezuela en Ecuador sociale en educatieve programma’s gefinancierd die tientallen miljoenen armen uit de ellende tillen en hun voor het eerst een toekomst geven.


Net als de repressie onder de dictaturen van nationale veiligheid hangt ook de strijd tegen de ongelijkheid af van een alles beheersende externe factor. De tirannieën waren een product van de Koude Oorlog, de sociale politiek tijdens de ‘roze golf’ steunt op de onverzadigbare vraag naar grondstoffen van de snel opkomende wereldmacht China. Na zijn toetreding tot de Wereldhandelsorganisatie in 2001 wordt China de werkplaats van de wereld. Het smeekt om olie, koper, ijzer, soja en andere onontbeerlijke grondstoffen voor zijn industriële en agrarische productie, en Latijns-Amerika kan die volop leveren.


De belangstelling van Beijing voor het verre continent neemt dan ook exponentieel toe. China is gecharmeerd van de ideologische omslag op het continent, maar het denkt in de eerste plaats aan zijn eigen economische behoeften. Daarom begint het in Latijns-Amerika te strooien met kredieten en investeringen. De Chinese leiders worden frequente bezoekers, terwijl de Amerikaanse presidenten wegblijven uit hun voormalige achtertuin.


Bolsonaro’s racisme, seksisme, nepotisme en gebrek aan feitenkennis zijn nu al legendarisch


Maar de Chinese bonanza kan niet eeuwig duren. Als gevolg van de in 2008 uitgebroken westerse financiële crisis en het uitblijven van hervormingen in China zelf neemt de economische groei gevoelig af. Daardoor zakt de Chinese vraag in, dalen de grondstofprijzen en droogt in Latijns-Amerika een belangrijke bron van financiering van de emancipatieprojecten op. Structurele hervormingen die de afhankelijkheid van China hadden kunnen verminderen zijn uitgebleven of kunnen door tegenwerking van de (trans)nationale elite niet worden uitgevoerd. De onvrede groeit. De conservatieven ruiken hun kansen en slaan toe.


In Argentinië keert het neoliberalisme terug in 2015, als Mauricio Macri tot president wordt verkozen. Die heeft er echter zo’n financiële puinhoop van gemaakt dat vanaf volgende maand voor de zoveelste keer het peronisme het mag proberen, die taaie vorm van populisme die nog altijd teert op de vergane glorie van het echtpaar Perón. Maar op de rest van het continent is het politieke initiatief nu vrijwel overal weer in handen van (ultra)rechtse politici, die graag het leger inschakelen om hun bedreigde belangen te vuur en te zwaard te verdedigen.


Heftige protesten zijn niet uitgebleven. In de chaotische cyclus die nu begonnen is, lijkt de hele moderne geschiedenis van Latijns-Amerika zich samen te ballen: confrontatie en machtsstrijd tussen rijk en arm, boven de massa’s uittorenende caudillo’s, generaals die schietend en moordend willen bewijzen dat ze de redders van de natie zijn, de VS die bang zijn dat Latijns-Amerika hun zal ontglippen. Wie de belangrijkste strijdtonelen van dit moment de revue laat passeren, kan niet anders dan concluderen dat er nauwelijks iets nieuws onder de Latijns-Amerikaanse zon is. Alleen de Chinezen, die doen pas sinds kort mee.


Evo Morales is de eerste indiaan die president wordt van het meest indiaanse land van het continent: Bolivia. Onder hem is de armoede ver teruggedrongen, het analfabetisme praktisch uitgeroeid en de bodemrijkdom genationaliseerd. Dat laatste is hem op vijandschap komen te staan met de multinationals die zich hadden ontfermd over de Boliviaanse grondstoffen: tin, ijzer, zilver, zink, indium, gas. Maar het grootste conflict ontstaat rond de exploitatie van de ‘brandstof’ van de toekomst: lithium. Lithium-ion-accu’s zijn ideaal voor elektrische auto’s.


Bolivia herbergt het grootste deel van de mondiale lithiumvoorraad, maar het mist de knowhow om dit weerbarstige mineraal te exploiteren en moet dus een beroep doen op het buitenland. Amerikaanse, Canadese, Russische en Chinese bedrijven worden afgewezen. Een deal met een Duits bedrijf wordt na wekenlange protesten van bewoners van het beoogde mijngebied op 4 november door Morales geannuleerd, waarna er weer een Chinese partner in beeld komt. Grote woede bij de concurrentie, vooral het Amerikaanse Tesla en het Canadese Pure Energy Minerals. Na de coup van 10 november stijgen de aandelen van Tesla tot in de hemel.


Morales is een typisch Latijns-Amerikaanse caudillo. Hij kan zich niet voorstellen dat hij zal worden weggestemd. Als hij voor de vierde keer opgaat voor het presidentschap en dreigt te verliezen, gaat de telling even op zwart. Hij wint alsnog. De rechtse oppositie gaat de straat op, Morales’ aanhangers doen hetzelfde, de eerste doden vallen. Politietroepen scharen zich bij de protesteerders, waarna het leger zijn steun aan de president intrekt. Die stelt als democratische uitweg nog nieuwe verkiezingen voor, maar zijn lot is al bezegeld. De zestigste staatsgreep in de Boliviaanse geschiedenis is een feit. Donald Trump juicht dit ‘veelbetekenende moment voor de democratie op het westelijk halfrond’ toe en prijst het Boliviaanse leger voor zijn trouw aan de grondwet. Onlusten breken uit. Het democratische leger aarzelt niet om te schieten. Een week na de coup is het aantal doden gestegen tot 24.


De schaduw van Pinochet hangt nog steeds over Chili, het land dat tot voor kort Latijns-Amerika’s grootste succesverhaal was. Zowel de grondwet als de neoliberale economische politiek dateert uit de tijd van de dictatuur. De rijkdom is steeds slechter verdeeld. De toekomstmogelijkheden voor de jeugd zijn miserabel. Gezondheidszorg en onderwijs zijn een privilege voor de rijken. De prijs van het metrokaartje is de lont in het kruitvat. Uit de woede-explosie op straat concludeert de president, de miljardair Sebastián Piñera, dat het land ‘in oorlog’ is. Dus wordt de noodtoestand uitgeroepen en verschijnen, voor het eerst sinds de coup van Pinochet, tanks en soldaten in de straten van Santiago.


Balans op 19 november: 22 doden, bijna 2400 gewonden, ruim tweeduizend mensen door de politie gefolterd of verkracht. De president heeft een referendum over een nieuwe grondwet aangekondigd en heeft erkend dat de politie zich te buiten is gegaan, maar die concessies zijn te laat gekomen om de belangrijkste eis van de protestbeweging te laten verdampen: zijn vertrek. Wat gaat het leger doen? Een vergelijking met de toestand in Hongkong dringt zich op.


In Brazilië heeft president Jair Bolsonaro, een voormalige kolonel, zich omringd met militairen. Zijn vice-president is een gepensioneerde generaal. Zijn nostalgie naar de militaire dictatuur, zijn voorliefde voor daadkrachtig optreden in de vorm van moorden en martelen, zijn klimaatontkenning, zijn machismo, racisme, seksisme, nepotisme en zijn onvoorstelbare gebrek aan feitenkennis zijn nu al legendarisch. Hij heeft de loftrompet gestoken over de vroegere dictator van Paraguay, generaal Alfredo Stroessner, die zich van 1954 tot 1989 acht keer liet herverkiezen zonder dat dat tot internationale protesten leidde. De uitslag had Stroessner altijd al vóór de verkiezingen klaarliggen. De vader van de huidige president van Paraguay was een kwart eeuw lang Stroessners privésecretaris.


De liefde van de Braziliaanse Trump voor de echte Trump is enigszins bekoeld. Als kandidaat was Bolsonaro een China basher van formaat, als president merkt hij dat Amerika een dubieuze bondgenoot is en dat hij de Chinese markt hard nodig heeft om de door crisis en wanbeleid zwaar aangeslagen economie van de ondergang te redden. Vorige maand was hij in Beijing, en eerder deze maand kwam Xi Jinping langs in Brasília, zijn vijfde bezoek aan Latijns-Amerika sinds hij in 2013 president werd. Misschien dat Bolsonaro deze maand toestemming gaf voor de vervroegde vrijlating van de linkse oud-president Lula om Xi te paaien. Lula zou zeker de laatste presidentsverkiezingen hebben gewonnen als Bolsonaro hem niet via een bevriende rechter had laten veroordelen in een verzonnen corruptie-affaire. De rechter is beloond met de ministersportefeuille van Justitie. De vrijlating van de charismatische Lula heeft het verzet tegen het regime van Bolsonaro krachtig aangewakkerd. Dat de militairen hun huidige machtspositie zullen opgeven is onwaarschijnlijk.


Begin dit jaar leken in Venezuela de dagen van president Nicolás Maduro geteld. Ieder moment, dacht men toen, kon Juan Guaidó aantreden, de man die door zichzelf, de VS en een aantal rechtse regeringen binnen en buiten Latijns-Amerika tot president was geproclameerd. Bijna een jaar later zit Maduro er nog steeds en wordt van Guaidó weinig meer gehoord. De crisis op alle fronten gaat onverminderd door, de armoede grijpt om zich heen, al meer dan vier miljoen mensen zijn gevlucht. Dat Maduro kan aanblijven komt doordat hij nog altijd kan rekenen op de trouw van de tweeduizend generaals en admiraals van de nationale strijdkrachten. Die trouw heeft een prijs. Zolang de militaire leiders zowel de legale handel als de drugssmokkel beheersen zijn ze niet van plan Maduro te laten vallen en is een oplossing van de crisis niet in zicht.


De Amerikaanse pogingen om op Venezuela de Monroe-doctrine toe te passen zijn vooralsnog mislukt. De economische blokkade heeft nog steeds niet het verwachte resultaat opgeleverd. Het officiële doel van Washington is het herstel van de democratie, het werkelijke doel is de beheersing van de Venezolaanse olie. Maar Trumps haviken versagen niet. Er liggen plannen op tafel voor een invasie of luchtbombardementen. Want voor de democratie moet je wat over hebben.




zaterdag 23 november 2019

Klik hier