Venezuela: de totale chaos of een schone lei? / Argus


Een onbekwame en machtsbeluste president, een bevolking waarvan bijna negentig procent in armoede leeft en een inflatie van nauwelijks te bevatten omvang. Het zijn slechts een paar van de enorme problemen waarmee Venezuela te kampen heeft. Is het wachten op een coup?


door Jan van der Putten


Geen enkel land, ook Saoedi-Arabië niet, heeft zo veel olie. Vruchtbare grond om alle burgers te voeden is er volop. Het klimaat is heerlijk, het landschap schitterend. Ideaal land dus, Venezuela. Althans op papier. Want in plaats van een overvloed aan melk en honing is er gebrek aan alles – olie, drugs en politiemoorden uitgezonderd. 87 procent van de bevolking leeft in armoede. Driekwart van de Venezolanen hebben de laatste jaren gemiddeld elf kilo aan lichaamgewicht verloren. Intussen is de kindersterfte gestegen met 30 procent, de kraamvrouwensterfte met 65 procent. Van elke vijf ziekenhuizen hebben er vier niet eens stromend water. Werkloosheid en een chronisch tekort aan voedsel en medicijnen hebben de armen het zwaarst getroffen, de middenklasse gedecimeerd en de laatste vier jaar 2,3 miljoen van de ruim 32 miljoen inwoners naar het buitenland gejaagd, vooral het buurland Colombia. Diezelfde gesels hebben van Venezuela voor het  tweede jaar op rij het onveiligste land van de wereld gemaakt. Alleen in El Salvador en Honduras worden naar verhouding nog meer mensen vermoord.


Ongeveer alle cijfers die de instorting van Venezuela illustreren vestigen negatieve records, maar de moeder van alle records is de inflatie. Het Internationaal Monetair Fonds verwacht voor dit jaar een inflatie van 1.000.000 procent. Hoe is het mogelijk dat dit steenrijke land hard op weg is een mislukte staat te worden? Hoe komt het dat desondanks de even onbekwame als machtsbeluste president Nicolás Maduro tot nu toe alle protesten heeft overleefd? Wat zou er moeten gebeuren om een eind te maken aan de nachtmerrie die Venezuela is geworden voor het gros van zijn inwoners?


Op die laatste vraag heeft Donald Trump allang een antwoord klaar: gewoon een ouderwetse Amerikaanse militaire interventie, rechtstreeks met mariniers of via zetbazen in het Venezolaanse leger. Alsof de aloude Monroe-doctrine (‘Amerika voor de Amerikanen’, dat wil zeggen Latijns-Amerika voor de Verenigde Staten) nog springlevend zou zijn – en dat is ze voor kolossale houwdegens als de Nationale Veiligheidsadviseur John Bolton ook. Tot nu toe hebben Trumps minder heetgebakerde adviseurs de militaire optie weten tegen te houden, maar er is geen enkele garantie dat die definitief van de baan is. De Amerikaanse haat tegen Maduro met zijn socialistische, anti-imperialistische retoriek is er groot genoeg voor.


Denk vooral niet dat Amerikaans militair ingrijpen de problemen zou oplossen. Vietnam, Afghanistan en Irak zijn een paar voorbeelden van het tegendeel. Een door Washington opgezette en eventueel ook uitgevoerde militaire staatsgreep in het land van Simón Bolívar, de aartsvader van de Latijns-Amerikaanse bevrijders van het koloniale bewind, zou op groot binnenlands verzet stuiten en een spiraal van geweld kunnen ontketenen. Zo’n coup zou ook de Amerikaanse relaties met heel Latijns-Amerika nog verder verzieken. Onder Obama was de populariteit van de VS in het continent ten zuiden van de Río Grande, vanouds bekend als de achtertuin van Uncle Sam, al tamelijk belabberd; onder Trump, die van zijn minachting voor de latino’s geen geheim heeft gemaakt, is ze naar een minimum gedaald.


De vorig jaar opgerichte Groep van Lima, waarvan de meeste Latijns-Amerikaanse landen en Canada lid zijn, heeft Venezuela politiek en economisch in de ban gedaan en de herverkiezing van Maduro in mei van dit jaar bestempeld tot wat ze was: een klucht die met democratie niets te maken had. Maar dat betekent niet dat de Groep van Lima akkoord gaat met Amerikaans ingrijpen. De groep is immers uit op een vreedzame, democratische oplossing van de Venezolaanse crisis, zonder interventie van het buitenland. Een Amerikaanse staatsgreep tegen Maduro zou voor Trump de beste manier zijn om Latijns-Amerika nog verder te vervreemden en nog meer in de armen te drijven van het land dat het Washington van Trump steeds meer is gaan zien als zijn grootste vijand: China.


Ironisch genoeg hoopt Maduro dat uitgerekend van China de redding zal komen. Vlak onder Amerika’s neus onderhoudt China met Venezuela een ‘strategisch bondgenootschap’. China heeft  eerst aan de Mao-bewonderaar Hugo Chávez en daarna aan Maduro 65 miljard dollar geleend voor de bouw van sociale woningen, wegen en hogesnelheidslijnen, voor de ontwikkeling van de olie-industrie en voor betalingsuitstel van de rente op de schuld. Ruim vijftig miljard dollar moet Venezuela terugbetalen in olie. Maar de olie-industrie, verantwoordelijk voor 98 procent van de nationale inkomsten, is net als de rest van de nationale bedrijvigheid ingestort. Het staatsoliebedrijf produceert nog maar een derde van de output in 1998, het jaar waarin Chávez zijn ‘Bolivariaanse Revolutie’ begon.


China begint zich af te vragen of zijn investeringen en leningen aan Venezuela niet neerkomen op geld weggooien. Van bodemloze putten zoals Soedan, Zimbabwe, Myanmar en Libië hebben de Chinezen de buik vol. Vooral van Libië hebben ze geleerd. Tot op het laatst steunde China het regime van Khadafi, ook met wapens, en toen Khadafi viel was China twintig miljard dollar aan olie-investeringen kwijt en moesten hals over kop ruim dertigduizend Chinezen uit Libië worden geëvacueerd. Met Venezuela wil Xi Jinping die fout niet maken. Vandaar dat Maduro bij zijn laatste bezoek aan Peking, vorige maand, voornamelijk bot heeft gevangen. Zijn minister van Financiën had aangekondigd dat China met een nieuwe lening van vijf miljard dollar over de brug zou komen. Daarvan is niets terecht gekomen. Wel kreeg China nog grotere belangen in de Venezolaanse olie-industrie.


Een niet-gewelddadige oplossing van het Venezolaanse drama kan alleen maar lukken als het duidelijk is wat de oorzaken ervan zijn. Die gaan terug tot de hardnekkige weigering van de elite om de nationale rijkdom rechtvaardig te verdelen en het land minder afhankelijk te maken van de olie. Onder de linkse populist Chávez leek een doorbraak te komen. Voor het eerst werd een groot deel van de olie-inkomsten besteed aan omvangrijke sociale programma’s. Daardoor werd Chávez een heiland voor miljoenen mensen, die eindelijk een menswaardig bestaan hadden gekregen. Maar structurele economische hervormingen bleven uit, en toen de internationale oliehausse voorbij was, was het te laat. Grootschalige corruptie werkte de aftakeling verder in de hand.


We hebben het in Latijns-Amerika vaker gezien. Hoge grondstoffenprijzen maakten de opkomst mogelijk van populistische leiders zoals Perón in Argentinië direct na de Tweede Wereldoorlog en Lula in Brazilië in de eerste jaren van deze eeuw. Beiden hebben enorm veel voor de emancipatie van de armen gedaan, maar de economische structuur van hun land hebben ze onveranderd gelaten. Na hun val – Perón werd afgezet, Lula zit in de gevangenis – werden hun landen onregeerbaar. In Argentinië mondde dat uit in een militaire dictatuur van het ergste soort, gevolgd door burgerregeringen die het land van de ene economische crisis naar de andere sleepten. De reactie in Brazilië lijkt nog erger te worden. De openlijke fascist Jair Bolsanaro dreigt later deze maand de tweede ronde van de presidentsverkiezingen te winnen. Brazilië wachten dan donkere tijden. Als er geen militaire coup komt, dan is dat omdat een staatsgreep onder een ijzervreter als Bolsanaro niet nodig zal zijn.


En Venezuela? Een coup is tot nu toe voorkomen doordat de militairen grof verdienen aan Maduro’s machtshonger. Ze controleren immers de zwarte markt voor voedsel en medicijnen en samen met politieke sleutelfiguren de cocaïnehandel. Niet voor niets wordt het belangrijkste drugssyndicaat het ‘kartel van de zonnen’ genoemd, naar de gouden sterren die Venezolaanse generaals op hun epauletten dragen. Het is echter goed denkbaar dat Maduro zijn eigen ondergang zal bewerkstelligen. Venezuela verdient bijna niets meer aan zijn olie. Het grootste deel van de sterk teruggelopen productie wordt naar China en Rusland geëxporteerd om de schuld aan die landen terug te betalen. De olie die voor de binnnenlandse markt overblijft moet eerst geraffineerd worden omdat ze te zwaar is. Maar de raffinaderijen zijn praktisch vervallen tot schroot, zodat er voor veel geld verdunningsmiddelen moeten worden geïmporteerd. De geraffineerde olie wordt dan voor bijna niets – in Venezuela is benzine goedkoper dan water – verkocht op de binnenlandse markt.


In augustus kwam Maduro met het plan om benzine voortaan te verkopen voor internationale prijzen ‘om de smokkel naar Colombia en de Caraïben te stoppen’. Economisch waarschijnlijk een noodzaak, die maatregel, maar politiek en sociaal een ramp, die miljoenen Venezolanen zou treffen. Een soortgelijk besluit in 1989 leidde tot een opstand in Caracas die door het leger en de politie werd neergeslagen ten koste van honderden, misschien duizenden doden. De maatregel moest worden ingetrokken. Korte tijd later volgde een couppoging. De Venezolanen van 2018 zijn nog een stuk desperater dan die van 1989.


Een schone lei, dat is wat Venezuela nodig heeft. Kwijtschelding of verlichting van de schulden, een nieuw politiek systeem, een gezuiverd leger, wederopbouw van de economie. Het alternatief is de totale chaos.




donderdag 18 oktober 2018

Klik hier